Geeven reverentelijk te kennen, Adrianús van der Gúgten
en Christina Hendriksz van Súchtele Egtlieden woo-
nende woonende binnen diese stad, dat door de Suppn:
over eenige Jaaren geleeden uijt Indien hier te Lande
is meede gebragt een Swartin genaamt Christina
welke vervolgens als Meijd bij de Suppn. hebbende
gediend, tot verschijde malen toe uijt het Huijs
van de Suppn: is weg geloopen, en zig nú Zeedert
een geruijme tijd herwaarts heeft overgegeeven
aan een Seer slegte en onbetaamelijke leevenswijzen
als hoúdende deselve Zig van Tijd tot tijd op en in
allerhande slegte Huijzen, alwaar deselve al haar
goed Zelfs tot de kleeren van haar lijf verkwist
waar door zij reets Zo verre tot armoede is
geraakt, dat zij bij de straat loopt beedelen, sulx
het te dugten is dat ingevalle daar omtrend
geen voorsieninge werden gedaan, zij van
Erger tot Erger quaad zal vervallen, alles
breeder blijkende bij de beeedigde Verklaaringen
daaromme de Suppn: Zig hier meede zijn kee-
rende tot uEd: agtb: reverentelijk versoekende
dat uEde: achtb: de gemelde Swarte Christina
voor Seekeren competente tijd bij uEde. achtbare
te bepaalen in het Nieúwe werkhuijs hier
ter steede gelieven te confenieren, mits de
Suppn: weegens haar onderhoud met de
Regenten van het gemelde werkhuijs accorderen
T welk door de &a. get. J.J. Stapel
Schepenen disponeerende op de annexe Reqe:
van Adrianús van der Geúgten en Christina Hendriksz