Kunstenaar Dirk Valkenburg kreeg van Jonas Witsen de opdracht om zijn bezittingen in Suriname in beeld te brengen. De serie tekeningen wordt bewaard in het Rijksmuseum.
Herkomst
Datering |
1708 |
Collectie |
Rijksmuseum Amsterdam |
Nummer |
RP-T-1905-103 |
Link |
http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.60931 |
Gerelateerde thema's
Trefwoorden
Beschikbare tools
Overzicht van alle tijdlijnen
Amsterdammers en Slavernij
Juliana - Tekening van de Dam
1653
In 1653 tekende Jacob van der Ulft de markt op de Dam. Op de achtergrond het nieuwe Stadhuis, huidig het Paleis op de Dam, met daarvoor de waag. Rechts op de achtergrond is de Nieuwe Kerk afgebeeld met de hoge toren die nooit werd voltooid.
Op de tekening is de Dam in volle glorie afgebeeld tijdens de zeventiende eeuw met mensen uit verschillende bevolkingslagen. Bij de viskraam, vooraan in de tekening, is een zwarte vrouw te zien. We kunnen haar als symbool zien voor de aanwezigheid van zwarte Amsterdammers in de zeventiende eeuw. Deze gemeenschap bestond onder andere uit zeelui, en vrijgelaten of vrijgevochten voormalige slaafgemaakten.
Juliana - Verklaring van De Burgos
1 november 1656
In BraziliΓ« kocht suikerhandelaar Eliau de Burgos de elfjarige Juliana voor 525 gulden. Later nam hij haar mee naar Amsterdam waar Juliana als bediende in zijn huis werkte. In Amsterdam vernam Juliana dat zij in deze stad vrij was, aangezien slavernij er formeel verboden was.
In 1656 besloot de slaafgemaakte Juliana te vertrekken uit het huis van Eliau de Burgos. Uit de verklaring die Eliau de Burgos bij een notaris aflegde, verklaarde hij dat Juliana was wijs gemaakt dat zij vrij was, door mensen die haar hadden opgestookt hem te verlaten. Toen De Burgos besloot te willen vertrekken naar het Caribische eiland Barbados, waar slavernij wel was toegestaan, besloot Juliana de man die haar in BraziliΓ« had gekocht te verlaten. Mogelijk vond ze onderdak bij de kleine zwarte gemeenschap die in die tijd in Amsterdam leefde.
Het handschrift uit de 17e eeuw is niet makkelijk leesbaar, kijk maar eens of je iets kunt ontcijferen. Bij de oranje pijl staat deze passage: '...door het oprockenen van andere die haer wijs gemaekt hebben dat sij alhijer vrij & ongehouden was hem (...) te dienen...'
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Stephanus Pelgrom - Hoofdkantoor WIC
1663
De Doelen waren gebouwen waarin het schuttersgilde bijeenkwam om te vergaderen en te feesten. Er waren verschillende schutters in Amsterdam. De kloveniers schoten met een musketgeweer, de handboogschutters schoten met pijl en boog en de voetboogschutters gebruikten kruisbogen. In de loop van de zeventiende eeuw nam het belang van de schutterij af en werden deze gebouwen gebruikt door sociΓ«teiten.
In de zeventiende en achttiende eeuw heeft de WIC verschillende hoofdkantoren gehad. In de tijd van notaris Pelgrom hadden zowel de WIC als de SociΓ«teit van Suriname hun hoofdkantoor in de Voetboogdoelen.
Stephanus Pelgrom - Contract
1677
Stephanus Pelgrom was notaris van de stad Amsterdam, klerk van de West-Indische Compagnie en secretaris van de SociΓ«teit van Suriname. In 1677 maakte hij een leveringscontract op waarin hij eigenschappen beschreef waaraan de slaafgemaakten moesten voldoen. Naast leeftijd en de kostprijs werd er ook naar gezondheid gekeken. Zo beschreef dit leveringscontract dat de slaafgemaakten niet ziek mochten zijn.
Pelgrom was een van de vele notarissen die op deze manier betrokken waren bij slavenhandel en slavernij.
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van deze passage uit de tekst te lezen.
Jonas Witsen - Slaveneigenaar
1 augustus 1701
Jonas Witsen werd op 6 augustus 1705 geboren in Amsterdam en was de zoon van Jonas Witsen en Sara van Ray. Zijn moeder was de dochter van een aanzienlijke koopman in Amsterdam. Witsen erfde na het overlijden van zijn eerste vrouw Elisabeth Basseliers de plantages Waterlant, Palmeniribo en Surimonbo in Suriname. Nu was hij naast zijn functie als stadssecretaris ook plantage- en slaveneigenaar.
Deze bron is een voorbeeld van documenten waarin plantagehouders een levering van slaafgemaakten plaatsten voor hun plantages. Hier is te lezen dat er twaalf slaafgemaakten moeten worden geleverd aan Godef. Postel die de zaken op de plantages van Witsen waarnam als generaal directeur. Bij de rode pijl zie je deze passage staan, er staat:
'12 slaven te leveren aan Godef. Postel generaal directeur van de plantages van de heer Jonas Witsen'
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Jonas Witsen - Contract met Dirk Valkenburg
februari 1706
Eind februari 1706 sloten Jonas Witsen en schilder Dirk Valkenburg een contract af. Hierin kwamen beide heren overeen dat Valkenburg in opdracht van plantage-eigenaar Witsen naar Suriname vertrok om daar zijn plantages in kaart te brengen. Op deze manier kon Witsen een beeld krijgen van zijn bezittingen zonder zelf ooit naar Suriname te gaan. In de kolonie zou Valkenburg de functie bekleedden van boekhouder, schrijver en kunstschilder. Hij schilderde zowel de natuur als de plantages.
Het stond Valkenburg vrij om tijdens zijn verblijf naar alle drie de plantages van Witsen te gaan zodat hij ze alle drie naar het leven kon schilderen. In de tijd dat Valkenburg in dienst was van Witsen mocht hij geen schilderijen van waterverf, tekeningen of enige andere kunst maken en verkopen die niet voor Witsen bedoeld waren. Op deze manier was Valkenburg echt alleen in dienst van Witsen en mocht in die vier jaar geen andere klussen aannemen. Witsen verzorgde voor Valkenburg naast zijn salaris ook al zijn schildersbenodigdheden. Opvallend is dat in het contract ook wordt vermeld dat Valkenburg gedurende looptijd van zijn contract een slaafgemaakte jongen tot zijn beschikking kreeg om hem te helpen bij zijn diensten.
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Stephanus Pelgrom - Slavenbestellingen
26 april 1706
Stephanus Pelgrom bekleedde van 1676 tot en met 1712 de functie van notaris. In deze periode werden bijna alle akten nog met de hand geschreven. Opvallend is dan ook dat Pelgrom voorgedrukte contracten had voor slavenbestellingen. In deze contracten hoefde hij enkel de aantallen te leveren slaafgemaakten handmatig in te vullen. Vermoedelijk waren de voorgedrukte contracten voor Pelgrom efficiΓ«nt vanwege het grote aantal bestellingen die hij verwerkte.
Jonas Witsen - Plantage Surimonbo
1708
Kunstenaar Dirk Valkenburg kreeg van Jonas Witsen de opdracht om zijn bezittingen in Suriname in beeld te brengen. De serie tekeningen wordt bewaard in het Rijksmuseum.
Nicolaas Bergen - Overlijden
12 februari 1712
Op 27 oktober 1709 vertrok het schip dβAdrichem vanuit Texel naar de kust van Afrika, met als eindbestemming Suriname. Het was de tweede van in totaal zeven reizen van dit slavenschip. In twaalf jaar tijd werden in dit schip bijna 3800 tot slaafgemaakten ingeladen, meer dan 500 van hen stierven onderweg.
In deze attestatie (getuigenverklaring) van 2 december 1712 verklaarden getuigen dat matroos Nicolaas Bergen overleed aan boord van dβAdrichem terwijl het naar Guinea voer. Veel is er over de jonge matroos niet bekend, maar uit de verklaring komt wel naar voren dat zijn ouders zijn enige erfgenamen waren. Adriaan Bergen en Marieke de Goede woonden in Amsterdam in het (Stads-)Zijdewindhuis.
Bij de rode pijl zie je het stukje staan over het overlijden van Nicolaas, kijk maar eens of je er een stukje uit kunt lezen!
Hanibal van Moston - Inschrijving weeshuis
9 januari 1733
De veertien weken oude baby Hanibal werd op 9 januari 1733 naar het Aalmoezeniersweeshuis gebracht. Hij was in Amsterdam geboren als zoon van Sabina van Cheribon en Hanibal van Moston. Zijn ouders waren door dominee Wilhelmus Hogerwaard in 1731 als slaafgemaakten meegenomen uit AziΓ«. In januari 1733 overleed Sabina. Hogerwaard stuurde vader Hanibal terug naar AziΓ« en liet de zorg voor het kind over aan het Aalmoezeniersweeshuis. Het weeshuis plaatste Hanibal bij een min, waar hij op 22 juli 1733 overleed, nog geen jaar oud.
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Hanibal van Moston - Begraafregister
mei 1733
Hier zie je een begraafregister uit het archief van de Burgerlijke Stand. Linksboven bij de rode pijl zie je de naam van Hanibal staan. In januari van 1733 was hij bij het Aalmoezeniersweeshuis afgegeven, hij was toen 14 weken oud. In mei van hetzelfde jaar vinden we zijn naam in dit register, met de lugubere naam 'Kinderlijken'. We weten niet waaraan hij is overleden, maar de kindersterfte was in deze tijd erg hoog.
Willemina Balk - Kolonie Berbice
1741
Abraham van Peere, koopman te Vlissingen en hoogwaardig lid van de Zeeuwse afdeling van de VOC, vaardigde in 1627 een expeditie uit naar de rivier Berbice in Guyana. De regio rondom de rivier werd omgedoopt tot private kolonie onder het patroonschap van Van Peere. Berbice werd een plantagekolonie, waar suiker, cacao, katoen en koffie werden verbouwd door tot slaaf gemaakte Afrikanen. In 1720 werd de kolonie verkocht aan een aantal Amsterdamse handelaren, die de particuliere SociΓ«teit van Berbice oprichtten.
De leefomstandigheden in de kolonie waren bar slecht. Een groot probleem was het drankmisbruik en de vele geweldplegingen tegen de tot slaaf gemaakten. De spanningen liepen hoog op en kwamen in 1763 tot een uitbarsting, toen er een grote opstand uitbrak. Een groot deel van de Europese bevolking sloeg op de vlucht. Door militair ingrijpen uit de naburige koloniΓ«n werd de opstand neergeslagen. De opstand liet zijn sporen na in Berbice. Veel plantages waren onbruikbaar en grond was verwoest.
Willemina Balk was afkomstig uit Berbice, ze kwam voor haar opleiding naar Amsterdam.
Herman Albrecht Insinger - Slavenlijsten
1745
Als de inventaris van een plantage werd opgemaakt, werd er ook een slavenlijst opgesteld, bedoeld om te verklaren hoeveel een tot slaaf gemaakte waard was. Dit was namelijk van belang als de plantage bijvoorbeeld verkocht werd. In de bepaling van de waarde werden een aantal aspecten meegewogen, bijvoorbeeld leeftijd, functie en of een tot slaaf gemaakte ziek was.
De firma Insinger specialiseerde zich in het afwikkelen van nalatenschappen, waarbij ze vaak voor lange tijd plantages in beheer kreeg. In het archief van de firma Insinger bevindt zich deze slavenlijst, afkomstig van de plantage Beekvliet.
Bij enkele van de tot slaaf gemaakten staat dat ze 'verrot' zijn: ze leden aan Venusziekten, tegenwoordig bekend als syfilis. Personen met Venusziekten werden door de houder volledig afgeschreven. Bij anderen staat 'Malinker' achter de naam: door ouderdom kon deze persoon minder hard werken.
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Herman Albrecht Insinger - Portret
1757 β 1805
Herman Albrecht Insinger trok als zaakwaarnemer naar de CaraΓ―bische eilanden St. Croix, St. Thomas en St. Jan. Na zijn terugkeer in Amsterdam in 1782 werd hij een belangrijke koopman-bankier, die zich specialiseerde in de West-Indische handel en plantageleningen. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 had de firma Insinger & Co. ruim 1200 mensen in Suriname in bezit. Voor het vrijmaken van de slaafgemaakten kreeg het familiebedrijf ruim 350.000 gulden compensatie van de Nederlandse staat, terwijl de vrijgemaakten verplicht werden nog tien jaar op de plantages te werken.
Het portret is een fotografische reproductie van een prent, gemaakt rond 1900. Herman werd geboren in 1757 en stierf in 1805.
Susanna Dumion - Vrijheid
23 september 1766
Susanne lβEspinasse was getrouwd met Jean Paul Taunaij die in 1745 in Suriname suikerplantage 't Vertrouwen oprichtte. Na de dood van Taunaij vertrok L'Espinasse met haar kinderen terug naar Amsterdam. De plantage bleef in bezit van de familie, zelfs tot na de afschaffing van slavernij.
Veel plantage-eigenaren die vertrokken naar de Republiek namen één of meer tot slaafgemaakte bedienden met zich mee. Zo ook de familie Taunaij die Susanna Dumion als bediende meenemen uit Suriname. In het testament van L'Espinasse gaf ze Dumion bij haar overlijden de vrijheid en een toelage van 4 gulden per week. L'Espinasse stierf in 1778 waarna Dumion naar Haarlem vertrok.
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Christina van der Geugten - Confessieboek
januari 1770
Christina van der Geugten werd in Batavia, het huidige Jakarta, geboren in het huis van VOC-onderkoopman Adrianus van der Geugten en zijn vrouw Christina Hendriks van Suchtele. In 1753 werd de nog geen vijf jaar oude Christina van haar moeder gescheiden en meegenomen naar de Republiek. Haar tot slaafgemaakte moeder bleef achter in Batavia.
Als tiener werd Christina naar Hasselt en Rotterdam gestuurd om daar in de huishouding te werken. Maar ze weigerde en kwam steeds weer terug naar Amsterdam. Het conflict met Adrianus liep hoog op. In januari 1770 gooide Christina de ruiten in van zijn huis aan de Oude Schans. Nadat Christina was opgepakt, werden zij en Adrianus verhoord door de schout. In dit confessieboek lees je een stukje van dit verhoor.
De 21-jarige Christina vertelde dat ze een dochter was van Adrianus en mishandelingen ondervond, maar Adrianus ontkende het vaderschap. Christina leefde een zwervend bestaan waarbij ze soms sliep in een slaapstede of in de baaierd (het gasthuis). Soms verdiende ze wat geld met het draaien aan de diamantmolen, dit was zwaar werk en slecht betaald.
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Hanibal van Moston - Aalmoezeniersweeshuis
1772 β 1784
Op dit detail uit een kaart van Amsterdam zie je het Aalmoezeniersweeshuis liggen, aan de Prinsengracht. Je ziet dat het weeshuis aan de rand van de stad lag, vlakbij de Leidsepoort op het Leidseplein. In het Aalmoezeniersweeshuis werden vooral vondelingen opgenomen: baby's die op straat werden achtergelaten door hun ouders. Vooral rond 1800 was er grote armoede in de stad en konden veel ouders niet voor hun kinderen zorgen.
Hanibal was geen vondeling; hij werd door de dominee Hogerwaard bij het weeshuis afgegeven. In het weeshuis zelf woonden alleen grotere kinderen, vanaf een jaar of vijf. De baby's kwamen eerst bij een min in huis, bij een soort pleeggezin dus.
Hendrik Coenraad Sander - Boedelinventaris
maart 1776
Hendrik Coenraad Sander overleed op 2 maart 1776. Uit de kapitale boedelinventaris die na zijn dood werd opgemaakt blijkt dat hij diverse bezittingen had in Oost- en West-IndiΓ«. Zo was hij eigenaar van 218 mensen en de plantages Anna Leonora en Sans Souci in Berbice.
Tevens was hij direct bij de slavenhandel betrokken, hij was namelijk mede-eigenaar van verschillende slavenschepen waaronder de slavenschepen Sara Henrietta en De Helena.
In de boedelinventaris wordt één slaafgemaakte jongen bij naam genoemd. Dit betreft September van Boegis die op 9 augustus 1767 op een veiling in Batavia werd verkocht voor iets meer dan 47 gulden. Bij de rode pijl zie je zijn naam staan in het document.
Susanna Dumion - Testament
28 mei 1784
Susanna Dumion werkte als bediende van de rijke weduwe en plantage-eigenaar Susanne lβEspinasse op de Keizersgracht, nadat zij door de familie vanuit Suriname was meegenomen naar Amsterdam. Op 28 mei 1784, in het huis van L'Espinasse, om één uur 's middags maakte Dumion bij notaris Cornelis van Homrigh haar testament op. Bij het opmaken van het testament hadden twee knechten die ook in dienst waren van L'Espinasse klaar gestaan om als getuigen op te treden. Bij het opstellen van aktes moesten er namelijk altijd getuigen aanwezig zijn.
In het testament werd een beschrijving gegeven over Dumion waarbij de eerste zin meteen vermeldde dat zij bejaard en ongehuwd was en in Amsterdam woonde. Zowel in de aanhef als de ondertekening van het testament had Dumion haar voornaam afgekort tot Anna. Ze benoemde tot haar erfgenaam Jan Frederik Taunaij, zoon van L'Espinasse en Jean Paul Taunaij. Een verklaring hiervan kan zijn dat ze zelf geen familieleden in Amsterdam had, maar dit blijft onduidelijk. Volgens de overlijdensakte liet ze geen vaste goederen na.
Op de eerste afbeelding zie je de laatste passage uit het testament, met de handtekening van Dumion. Het hele testament zie je op de afbeeldingen daarna.
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Louis Zamore van Wicky - Overlijden
20 juli 1805
Louis Zamore van Wicky schreef zich in 1802 in bij de Stadstekenacademie van Amsterdam. Hij was een leerling van Jurriaan Andriessen. In juli 1805 kreeg Zamore van Wicky plotseling hevige koorts en twee dagen later overleed hij. Hij werd begraven op het Zuiderkerkhof.
Een dag voor zijn overlijden werd Zamore van Wicky getekend door Christiaan Andriessen, de zoon van Jurriaan Andriessen. Christiaan tekende Zamore van Wicky tijdens zijn ziekbed en na zijn overlijden. Bij de tekening vlak voor het overlijden van de jongen schrijft Christiaan Timor mortis conturbat me wat betekent angst voor de dood beroert mij. Hiermee wilde de tekenaar aangeven dat hij het moeilijk vond om met de angst voor de dood om te gaan en hem dit daarom persoonlijk had geraakt.
Willemina Balk - Tekenles
20 december 1805
Willemina Balk kwam voor haar opleiding vanuit Berbice naar Amsterdam. Sinds 1802 zat zij in Amsterdam op een kostschool. Ze was de dochter van een vrije zwarte vrouw, Kaatje, en plantage-eigenaar Johan Andreas Balk. In Amsterdam woonde ze op de Oude Turfmarkt, bij Dirk Westrik, een handelaar op West-IndiΓ« en zakenpartner van haar vader.
Willemina kreeg tekenles van Christiaan Andriessen en treedt regelmatig op in zijn getekende dagboek. Zo heeft hij haar getekend tijdens haar eerste tekenles bij hem, maar niet elke tekening verbeeld een vrolijke gebeurtenis. In Adriessenβs dagboek is een tekening van 12 mei 1806 te zien waarop Balk aan hem vertelde dat ze door middel van brieven te horen kreeg dat haar vader in Berbice ernstig ziek was en mogelijk zelfs al was overleden. Door het overlijden van haar vader in 1806 werd Balk eigenaresse van plantage De Vriendschap.
Susanna Dumion - Portret
1813
De eerste helft van haar lange leven verkeerde Susanna Dumion in slavernij in Suriname. Daarna werkte ze als bediende van de rijke weduwe en plantage-eigenaar Susanne lβEspinasse op de Keizersgracht. Na het overlijden van L'Espinasse vertrok Dumion van Amsterdam naar Haarlem waar ze op 12 november 1818 op 105-jarige leeftijd overleed.
Dumion was een van de honderden Afro-Caribische mensen die in de achttiende eeuw in slavernij naar Amsterdam gekomen waren. Velen bleven slechts korte tijd, anderen de rest van hun leven. Formeel bestond in Amsterdam geen slavernij, toch werd in de praktijk lang niet iedereen bij aankomst in de stad automatisch vrij.
In de collectie van het Teylers Museum zit dit bijzondere portret van Susanne Dumion op 100-jarige leeftijd.
Nicolaas Bergen - Stadszijdewindhuis
1815
Op deze tekening van Gerrit Lamberts is de Handboogstraat richting de Heiligeweg weergegeven. Aan de rechterzijde wordt mooi weergegeven tot welke organisaties of sociΓ«teiten de gebouwen in 1815 behoorden. Zo was het eerste poortje, rechts van het gebouw, de toegangspoort tot de Handboogdoelen. Terwijl het twee poortje dat zich aan de linkerkant bevond de toegangspoort was tot de Voetboogdoelen, ook wel het West-Indisch Huis. Tussen beide poortjes is het Stadszijdewindhuis afgebeeld waarbij een vrouw kinderen aan de deur ontvangt. Tegenwoordig is dit een deel van de achtergevel van de Universiteitsbibliotheek.
Het Stadszijdewindhuis was door de regering in 1682 opgericht om meisjes van 7 tot 12 jaar op te vangen. De kinderen leerden zijdewinden en kregen onderwijs waar ze onder andere leerden lezen en schrijven. Op deze manier werden de kinderen van bedeelden van straat gehouden en hoefden zij geen aalmoezen (liefdadigheid) meer te ontvangen. Daarbij werd er gehoor gegeven aan het gebrek van werkkrachten in de zijdenijverheid. Na de oprichting van stadsscholen in 1751 was deze functie als school niet meer nodig.
We weten dat de ouders van matroos Nicolaas Bergen in het Stadszijdewindhuis woonden. Zeer waarschijnlijk werkten ze er ook.
Willemina Balk - Swaving
1827
In 1806 trouwde Willemina Balk met avonturier Justus Swaving, met wie ze kort daarna naar Berbice vertrok. Kort na aankomst in Berbice is zij in het kraambed overleden. Zo erfde Swaving plantage De Vriendschap.
Justus heeft in zijn boek Swaving's reizen en lotgevallen: Door hem zelven beschreven een passage over zijn bruiloft met Willemina opgenomen. Daarin beschreef hij hoe mensen de spot met het echtpaar dreven:
Een vierkant Amsterdamsch vischwijf, zijnde eene der 28, meestal hoog zwangere bruiden, met welke wij voor de balie stonden, was zelfs onbeschaamd genoeg om midden in deze statige plegtigheid, met de handen in de zijde, en schaterend van lagchen, uit te roepen: "Wat doet die zwarte bloed in de kou?"
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Johannes Charles - Brief geschreven in slavernij
20 januari 1863
Het archief van de Familie Charles is een bijzonder archief. Het bevat namelijk brieven geschreven door een tot slaaf gemaakte. Het Stadsarchief heeft ontzettend veel documenten die gaan over slavernij, maar zelden komen de tot slaaf gemaakten zelf aan het woord.
Stamvader Johannes Charles (ca. 1792 - 1872) werd geboren in de omgeving van Elmina, toentertijd het hoofdkwartier van de Nederlanders aan de West-Afrikaanse kust. Als kind werd Johannes tot slaaf gemaakt en weggevoerd naar Suriname, waar hij werd verkocht aan Johannes Buschman. In 1817 werd hij vrijgemaakt en meegenomen naar Nederland als bediende van Majorin Elisabeth Bijval, zelf in 1776 in slavernij geboren. Andere familieleden en zijn tweejarige zoontje Gideon bleven achter in Suriname, waar zij nog steeds in slavernij verkeerden tot 1863. In Nederland trouwde Johannes met de Rotterdamse Elisabeth van Eijbergen met wie hij tien kinderen kreeg.
Hoewel Johannes in Nederland woonde, hield hij wel contact met zijn familie in Suriname en dus ook met zijn zoontje Gideon. In het archief van de Familie Charles zijn enkele brieven bewaard gebleven die Gideon stuurde aan zijn vader en aan zijn broers en zussen. Deze brief stuurde hij in januari 1863. In de brief schreef Gideon dat hij was gemancipeerd, dat wil zeggen: vrijgelaten uit slavernij. Lang kon Gideon hier niet van genieten. Amper een jaar later overleed hij, op 48-jarige leeftijd.
Bij de rode pijl zie je de volgende zin staan:
Deze diende U te laten weten dat ik en mijne geheele betrekking door mijn Heer
Box is gemancipeerd
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de hele tekst van dit document te lezen.
Op de tweede afbeelding zie je de voorpagina van de Surinaamsche Courant van 25 december 1862. Hierin werd de vrijmaking van Gideon Charles en zijn moeder gepubliceerd (bij nr.22). Gideon en zijn moeder kregen de achternaam Blijswijk, zijn vrouw en kinderen de achternaam Baarn.
Herman Albecht Insinger - Fotoalbum Wederzorg
1910 β 1957
De firma Insinger specialiseerde zich in het afwikkelen van nalatenschappen, waarbij ze vaak voor lange tijd plantages in beheer kreeg. Zo beheerde Insinger tot 1970 koffieplantage Wederzorg in Suriname. Na de afschaffing van de slavernij bleef de familie Insinger actief in Suriname. De slaafgemaakten werden vervangen door contractarbeiders uit India en IndonesiΓ«.
Hier zie je een aantal pagina's uit het fotoalbum. Het hele album is gescand, je kunt het bekijken door op de link te klikken bij Herkomst.
Herman Albrecht Insinger - Chocolade
1955
In de Jordaan kocht de familie Insinger een chocoladefabriek. De chocolade die ze verkochten werd in de jaren vijftig aangeprezen als gefabriceerd uit de edele Surinaamse cacaobonen van eigen plantage.
Juliana - Tekening van de Dam
Juliana - Verklaring van De Burgos
Stephanus Pelgrom - Hoofdkantoor WIC
Stephanus Pelgrom - Contract
Jonas Witsen - Slaveneigenaar
Jonas Witsen - Contract met Dirk Valkenburg
Stephanus Pelgrom - Slavenbestellingen
Jonas Witsen - Plantage Surimonbo
Nicolaas Bergen - Overlijden
Hanibal van Moston - Inschrijving weeshuis
Hanibal van Moston - Begraafregister
Willemina Balk - Kolonie Berbice
Herman Albrecht Insinger - Slavenlijsten
Herman Albrecht Insinger - Portret
Susanna Dumion - Vrijheid
Christina van der Geugten - Confessieboek
Hanibal van Moston - Aalmoezeniersweeshuis
Hendrik Coenraad Sander - Boedelinventaris
Susanna Dumion - Testament
Louis Zamore van Wicky - Overlijden
Willemina Balk - Tekenles
Susanna Dumion - Portret
Nicolaas Bergen - Stadszijdewindhuis
Willemina Balk - Swaving
Johannes Charles - Brief geschreven in slavernij
Herman Albecht Insinger - Fotoalbum Wederzorg
Herman Albrecht Insinger - Chocolade
Overzicht van bron(nen) op de kaart