Rond 1769 werd een Afrikaanse man weggerukt uit zijn vertrouwde omgeving. Hij werd verhandeld, gebrandmerkt, verscheept, uiteindelijk als slaaf verkocht en tewerkgesteld op plantage Bleyenhoop aan de Cottica. Zijn oorspronkelijke identiteit werd hem ontnomen en in Suriname werd hij voor de tweede keer gebrandmerkt. De koloniale machthebbers legden hem de naam Chocolaad op.
Nadat hij valselijk werd beschuldigd van in het bezit hebben van vergif, vluchtte hij van de plantage. Enkele weken later werd Chocolaad opgepakt en verhoord door de koloniale autoriteiten. Uit een verhoor blijkt dat hij ‘zijn scheepsmaat’ achterna was gegaan, een persoon die hij had ontmoet aan boord van het slavenschip en met wie hij op Bleyenhoop terecht was gekomen.
Een verslag van dit verhoor werd bewaard in het archief van het Hof van Politie in Paramaribo. Tijdens het verhoor op 16 februari 1770 vertelde Chocolaad “dat vier daege voordat hij weggeloopen was, een scheepsmaat van hem was weggeloopen denkende dat hij hem in het bosch zoude vinden doch dat hij hem niet gesien heeft [...]”.
Klik bij de 'Beschikbare tools' op Transcripties om dit stukje tekst te lezen in het verhoor.
De archieven die beheerd worden door het Nationaal Archief Suriname en Stadsarchief Amsterdam zijn grotendeels gevormd door de koloniale machthebbers. Het is daarom niet eenvoudig om het leven van mensen in slavernij te reconstrueren. Verhoren van slaafgemaakten die in verzet kwamen, zijn een belangrijke bron voor het schetsen van een beeld van hun leven. Het zijn zeldzame momenten waarop de woorden van de onderdrukten werden vastgelegd.
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.