Op vijfjarige leeftijd werd Wilhelmina Markus meegenomen naar Amsterdam. Haar moeder bleef in slavernij achter in Batavia. Hoe het Wilhelmina de eerste twaalf jaar in Amsterdam verging weten we niet. Wel kunnen we in de trouwregisters vinden dat Wilhelmina in 1722 op zeventienjarige leeftijd trouwde met de twaalf jaar oudere Tomas Kronenburg van Zutphen. In 1758 duikt Wilhelmina weer op in de archieven, ditmaal in een akte van notaris Cornelis van Homrigh, om een legaat uit een erfenis in ontvangst te nemen. Uit de akte blijkt dat Wilhelmina's eerste man is overleden en zij inmiddels is hertrouwd en verhuisd naar de Achterhoek. Wat de relatie van Wilhelmina met de notaris is, door wie zij als kind naar Amsterdam was gehaald en waarom ze de erfenis kreeg is niet precies duidelijk.
In de zeventiende en achttiende eeuw leefden vele tienduizenden mensen in gebieden onder het beheer van de VOC in slavernij. Sommige van hen kwamen net als Wilhelmina uiteindelijk in de Republiek terecht.
Herkomst
Datering |
1722 |
Collectie |
5001-560; Archief van de Burgerlijke Stand |
Organisatie |
|
Nummer |
OTR00122000077 |
Link |
https://archief.amsterdam/inventarissen/scans/5001/2.1.160/start/70/limit/10/highlight/7 |
Gerelateerde thema's
Trefwoorden
Beschikbare tools
Overzicht van alle tijdlijnen
VOC en WIC
De VOC
6 oktober 1606
In 1602 kreeg de VOC een monopolie op de handel met Oost-Indië, maar er was nog veel geld nodig om daadwerkelijk uit te kunnen varen. Vanaf 1 augustus van dat jaar konden particulieren daarom investeren in de VOC. Dit werd gedaan door maar liefst 1143 personen. Eén van die personen was Theunis Jansz, zoals te lezen is in dit document. Zijn investering is opgeschreven in het aandeelhoudersregister en hiervan kreeg hij dit betalingsbewijs. Omdat de particuliere participatie in de VOC overdraagbaar en verkoopbaar was, beschouwt men dit als de eerste vorm van aandelen.
Het oprichten van een compagnie was voor kooplieden en ondernemers een manier om samen te werken en het risico te spreiden. Bij het ondernemen van reizen naar Oost-Indië, die mogelijk waren geworden nadat Hollanders aan het einde van de 16de eeuw zeeroutes hadden ontdekt, was de kans op winst groot, maar het risico op verlies was dat ook. Bij de VOC kon men daarom één of meer aandelen kopen. Elk jaar werd vervolgens de balans opgemaakt en bekeken hoeveel winst de compagnie had gemaakt. De aandeelhouders kregen vervolgens een deel van de winst naar rato van hun inleg. Door dit systeem konden niet alleen rijke kooplieden, maar ook kleinere spaarders in de VOC deelnemen. Ook een kruidenier en haringkoper zoals Theunis Jansz kon daardoor profiteren van deze nieuwe succesformule.
Beurs van De Keijser
1607
In 1607 besloot de Amsterdamse genootschap 'tot gerief der coopluijden' om aan het Rokin een beurs te bouwen 'gelijck in veel coopsteden gebruijckelijck is'. Voor die tijd kwamen de kooplieden bijeen op de Nieuwe Brug aan het IJ en bij slecht weer in een kerk. De beurs werd gebouwd onder leiding van stadsbouwmeester Hendrick de Keyser.
Op de beurs werden meer dan vierhonderd verschillende artikelen verhandeld, afkomstig uit alle windstreken. Elk type handelswaar had een eigen standplaats. Op de pilaren rond de binnenplaats stonden de namen van de steden en gewesten waarmee handel werd gedreven. Handelaren uit de hele wereld kwamen op de beurs. Een tijdgenoot noemde de Amsterdamse beurs 'een wandelpark waar Moor met Noorman handel drijft, een kerk waar Joden, Turk en Christen vergaren'.
De beurs was gebouwd over het water van het Rokin en was nooit erg stevig. Er traden voortdurend verzakkingen en scheuren op. In 1836 werd het gebouw gesloten en twee jaar later werd het gesloopt.
Termijnhandel WIC
1629
Net als bij de VOC konden ook particulieren investeren in de West-Indische Compagnie (WIC). Naast het direct aanschaffen van een aandeel was er de mogelijkheid om een optie te nemen op een aandeel. De mensen die dit deden werden actionisten genoemd. Tegen betaling van een premie kochten zij het recht om de aandelen op termijn te kopen of te verkopen.
Op deze afbeelding is een overeenkomst voor de koop van aandelen van de WIC uit 1629 te zien. De actionist Isaac Casteleijn zou binnen een jaar WIC-aandelen van Pieter de Bitter kopen.
Deze overeenkomst werd twee keer op een vel papier opgeschreven. Hierna werd het doormidden geknipt, dwars door de kunstig geschreven letters A, B, C en D. Om de echtheid van het document te kunnen bewijzen, konden beide stukken tegen elkaar worden gelegd. Dit wordt een chirograaf genoemd.
Verjaagd door de Portugezen
1657
In 1630 veroverde de Republiek delen van Brazilië op Portugal. Sinds die tijd aasde Portugal op herovering van haar koloniën. Na een bloedige strijd van bijna 25 jaar gaven de Nederlandse kolonisten zich over en moesten ze huis en haard verlaten. Met het verlaten van de kolonie verloren ze ook hun inkomen. In deze bron verzochten voormalige kolonisten uit Brazilië de burgemeester van Amsterdam om een financiële vergoeding. Naar eigen zeggen hadden ze de West-Indische Compagnie altijd trouw gediend. Bovendien was de terugreis van Brazilië naar Nederland vol gevaren geweest: de kans bestond dat de voormalige kolonisten door een ander land tot slaaf gemaakt zouden worden. Die angst was niet ongegrond. In deze tijd was slavernij een algemeen machtsmiddel, waarbij het geoorloofd en geaccepteerd was dat de sterkere partij zijn vijand tot slaaf maakte.
Deze bron is een verzoekschrift van een groep voormalige kolonisten uit Brazilië. Ze vroegen onder andere de Amsterdamse burgemeester om het uitbetalen van een vergoeding en van het loon waar ze nog recht op hadden. In totaal vroegen de 21 mannen om een vergoeding van 26.017 gulden.
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.
Stephanus Pelgrom - Hoofdkantoor WIC
1663
De Doelen waren gebouwen waarin het schuttersgilde bijeenkwam om te vergaderen en te feesten. Er waren verschillende schutters in Amsterdam. De kloveniers schoten met een musketgeweer, de handboogschutters schoten met pijl en boog en de voetboogschutters gebruikten kruisbogen. In de loop van de zeventiende eeuw nam het belang van de schutterij af en werden deze gebouwen gebruikt door sociëteiten.
In de zeventiende en achttiende eeuw heeft de WIC verschillende hoofdkantoren gehad. In de tijd van notaris Pelgrom hadden zowel de WIC als de Sociëteit van Suriname hun hoofdkantoor in de Voetboogdoelen.
Het rampjaar 1672
1675
Het jaar 1672 wordt ook wel het rampjaar genoemd. Het land leek reddeloos, de regering was radeloos en het volk was redeloos (zonder verstand), zo luidt het gezegde. Dit had voor een groot deel te maken met de Franse koning Lodewijk XIV, die met een enorm leger de Republiek was binnen getrokken. Het reusachtige Franse invasieleger had weinig moeite om het zuidelijk deel van de Republiek binnen te vallen. Op zee was de Republiek ook in een strijd verwikkeld geraakt met de Engelsen en vanuit het oosten vielen de bisdommen Münster en Keulen binnen. In Amsterdam brak onder de burgers paniek uit over de naderende troepen. Rekeninghouders haalden massaal hun geld van de Wisselbank en de koers van de aandelen van de VOC kelderde. Daarnaast bleef ook de aanleg van de grachtengordel gedurende deze periode stil liggen. Het was economisch een zware periode voor de Republiek. In de hierop volgende jaren werd het land ook nog eens getroffen door een tornado (1674) en Allerheiligenvloed (overstroming) (1675). Op de prent hierboven zie je 9 voorstellingen die te maken hebben met het rampjaar, de tornado en de overstroming.
Stephanus Pelgrom - Contract
1677
Stephanus Pelgrom was notaris van de stad Amsterdam, klerk van de West-Indische Compagnie en secretaris van de Sociëteit van Suriname. In 1677 maakte hij een leveringscontract op waarin hij eigenschappen beschreef waaraan de slaafgemaakten moesten voldoen. Naast leeftijd en de kostprijs werd er ook naar gezondheid gekeken. Zo beschreef dit leveringscontract dat de slaafgemaakten niet ziek mochten zijn.
Pelgrom was een van de vele notarissen die op deze manier betrokken waren bij slavenhandel en slavernij.
Klik onderaan deze pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van deze passage uit de tekst te lezen.
Sociëteit van Suriname
1683
De Sociëteit van Suriname werd in 1683 opgericht in Amsterdam. In dat jaar nam de WIC de stad Amsterdam en Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck aan als mede-eigenaren van de kolonie Suriname. De drie eigenaren vormden samen de Sociëteit van Suriname. De twee nieuwe eigenaren moesten elke bijna negentigduizend gulden inleggen, maar daar stond ook wat tegenover. De WIC beloofde zo veel tot slaaf gemaakten aan de kolonie te leveren als nodig was en bovendien zou de Sociëteit minstens 15 gulden verdienen aan elke tot slaaf gemaakte.
In 1791 werd de WIC opgeheven. De Sociëteit bleef nog tot 1795 bestaan. Met het uitroepen van de Bataafse Republiek in 1795 werd de Sociëteit opgeheven.
De prent is gemaakt in 1720.
Brand Oost-Indisch Zeemagazijn
1690
Sinds 1661 was de werf van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) gelegen op het eiland Oostenburg. Hier was ook het Oost-Indisch Zeemagazijn gevestigd. Het gebouw bestond uit vier verdiepingen, waar de vele goederen werden opgeslagen die de VOC uit Azië had meegebracht. Ook waren hierachter werkplaatsen en loodsen aanwezig. Het was destijds het grootste industrieterrein ter wereld.
Aangezien schepen toentertijd vooral van hout waren gemaakt, bestond er altijd een gevaar voor brand. Op 14 mei 1690 brandde er op de werf van de VOC een schip in aanbouw gedeeltelijk af. Op deze prent van kunstenaar en uitvinder Jan van der Heyden is te zien dat de brand wordt geblust. Dit werd gedaan met behulp van een nieuwe soort brandspuit, die door Van der Heyden was uitgevonden. Hiermee werd het blussen van branden gemakkelijker, omdat deze brandspuit onafgebroken water kon geven. Mede door deze nieuwe brandspuit kon het schip worden gered.
Bezoek tsaar Peter de Grote
1697 — 1698
Van augustus 1697 tot januari 1698 bezocht de bekende Russische tsaar Peter de Grote de stad Amsterdam. Destijds trok de tsaar rond door West-Europa om diplomatieke contacten te verbeteren. In Amsterdam had hij echter een ander doel voor ogen. Hij wilde namelijk graag de moderne scheepsbouwtechniek bestuderen, zoals afgebeeld op de eerste prent. Daarnaast wilde hij de werven en magazijnen van de admiraliteit en de VOC leren kennen.
Gedurende vier maanden werkte de tsaar op de VOC-werf in Amsterdam en leerde hij het vak van scheepstimmerman. Hierna zou hij in Rusland leiding kunnen geven bij de bouw van een nieuwe vloot. Op de tweede afbeelding is het schip te zien waaraan tsaar Peter de Grote meewerkte, de Oost-Indiëvaarder Peter en Paul. Linksonder op de prent is Peter de Grote staand afgebeeld in een zeilbootje.
Windhandel
1720
De effectenmarkt stortte in 1720 compleet in. Vanuit Frankrijk was een paar jaar eerder de trend overgewaaid om waardepapieren te verhandelen in toekomstige ondernemingen die een hoog rendement beloofden. Door speculatie steeg ook de waarde van aandelen in de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie tot grote hoogte.
Totdat de luchtbel in 1720 uiteenspatte en een aantal rijke Amsterdammers een groot deel van het vermogen kwijtraakte. Er werden vele spotprenten en gedichten over de desastreuze windhandel gemaakt. Op de spotprent die je hier ziet staat de tekst 'De Waerelds doen en doolen is maar een Malle Moolen'. Je ziet de waardepapieren door de lucht dwarrelen. Welke details op de prent vallen je nog meer op?
Zonder moeder naar Amsterdam
1722
Op vijfjarige leeftijd werd Wilhelmina Markus meegenomen naar Amsterdam. Haar moeder bleef in slavernij achter in Batavia. Hoe het Wilhelmina de eerste twaalf jaar in Amsterdam verging weten we niet. Wel kunnen we in de trouwregisters vinden dat Wilhelmina in 1722 op zeventienjarige leeftijd trouwde met de twaalf jaar oudere Tomas Kronenburg van Zutphen. In 1758 duikt Wilhelmina weer op in de archieven, ditmaal in een akte van notaris Cornelis van Homrigh, om een legaat uit een erfenis in ontvangst te nemen. Uit de akte blijkt dat Wilhelmina's eerste man is overleden en zij inmiddels is hertrouwd en verhuisd naar de Achterhoek. Wat de relatie van Wilhelmina met de notaris is, door wie zij als kind naar Amsterdam was gehaald en waarom ze de erfenis kreeg is niet precies duidelijk.
In de zeventiende en achttiende eeuw leefden vele tienduizenden mensen in gebieden onder het beheer van de VOC in slavernij. Sommige van hen kwamen net als Wilhelmina uiteindelijk in de Republiek terecht.
Nicolaas Bergen - Slavenschip
1735
Rond 1735 vervaardigde Hendrik de Leth deze prent met uitzicht op de binnenhaven in het IJ, het huidige Oosterdok naar de Oudeschans en de Prins Hendrikkade. De haven van Amsterdam was tussen 1300 tot eind 19de eeuw altijd volgeladen met schepen. Aan de linkerkant van de prent is het West-Indisch Huis met daarvoor het zeilschip Beeckesteyn weergegeven. Dit is de enige bekende afbeelding van een slavenschip van de WIC.
De Beeckestyn was een Nederlands WIC-schip dat zeven reizen maakte tussen 1722 en 1736, waarbij het rond de 4600 slaafgemaakten vervoerde vanaf de Afrikaanse westkust naar de koloniën Sint-Eustatius en Suriname. Tijdens de overtocht stierven er rond de duizend mensen op dit slavenschip.
Duizenden jongens en mannen vanuit heel Europa scheepten jaarlijks in bij de VOC en de WIC, velen van hen als matroos op een slavenschip. De in Amsterdam geboren Nicolaas Bergen was zo’n matroos. Hij werkte op het slavenschip d’Adrichem. De matrozen kwamen vaak uit arme gezinnen. Een matroos verdiende met een reis zo’n 10 gulden per maand. De meesten hadden al een jaarsalaris aan schulden voordat ze aan boord gingen, omdat ze zelf voor hun uitrusting en kost en inwoning moesten betalen.
Plantage Jagtlust
1738
Tussen 1734 en 1747 werd Fort Nieuw Amsterdam gebouwd bij de samenstroom van de mondingen van de Commewijne en Surinamerivier. De benedenloop van de Surinamerivier kreeg zo een betere bescherming tegen indringers, waarna verschillende initiatieven werden ontplooid om plantages in cultuur te brengen. Voor de plantage ontwikkeld kon worden, moest de gouverneur van Suriname de grond uitgeven door middel van een zogenaamde 'warrand', voorzien van een meetbrief.
Plantage Jagtlust
Eén van de plantages die ontstond was Plantage Jagtlust. Op 31 december 1737 werd de warrand voor Jaglust uitgegeven. De volgende dag werd Jaglust in kaart gebracht voor de eigenaren Harmen Hendrik van de Poll en Frederik Berewout. De plantage werd uitgemeten en voorzien van nummers en tekens met een uitvoerige legenda. De grond bleek uitermate geschikt voor het planten van suikerriet.
Frederik Berewout
Frederik Berewout (1692-1777), één van de eigenaren van Jagtlust, was een belangrijke koopman in Amsterdam. Berewout was op veel manieren betrokken bij het reilen en zeilen van de Surinaamse plantages. Hij was bijvoorbeeld bewindhebber van de WIC en directeur van de Sociëteit van Suriname. Tevens was hij kerkmeester van de Westerkerk, directeur van de Groenlandse Visserij, koopman en importeur van West Indische suiker, reder van walvisvaartschepen en bankier. Naast Jaglust bezat Berewout nog meer plantages. Hij heeft echter nooit in Suriname gewoond en het is zelfs zeer de vraag of hij er ooit is geweest.
Particuliere slavenhandel
1741 — 1745
Niet alleen de VOC en de WIC handelden in tot slaaf gemaakten. Tot 1738 had de WIC het monopolie op de slavenhandel, maar nadat dit werd vrijgegeven mengden ook particuliere bedrijven zich in de handel.
Deze bron is een lijstje, gemaakt door een lid van de Amsterdamse familie Bicker. Hij noteerde tussen 1741 en 1745 welke schepen vanuit Amsterdam naar Afrika en West-Indië waren vertrokken en weer teruggekeerd, met vermelding van schippers, lastgelden en aantallen levend aangekomen tot slaaf gemaakten.
Willemina Balk - Kolonie Berbice
1741
Abraham van Peere, koopman te Vlissingen en hoogwaardig lid van de Zeeuwse afdeling van de VOC, vaardigde in 1627 een expeditie uit naar de rivier Berbice in Guyana. De regio rondom de rivier werd omgedoopt tot private kolonie onder het patroonschap van Van Peere. Berbice werd een plantagekolonie, waar suiker, cacao, katoen en koffie werden verbouwd door tot slaaf gemaakte Afrikanen. In 1720 werd de kolonie verkocht aan een aantal Amsterdamse handelaren, die de particuliere Sociëteit van Berbice oprichtten.
De leefomstandigheden in de kolonie waren bar slecht. Een groot probleem was het drankmisbruik en de vele geweldplegingen tegen de tot slaaf gemaakten. De spanningen liepen hoog op en kwamen in 1763 tot een uitbarsting, toen er een grote opstand uitbrak. Een groot deel van de Europese bevolking sloeg op de vlucht. Door militair ingrijpen uit de naburige koloniën werd de opstand neergeslagen. De opstand liet zijn sporen na in Berbice. Veel plantages waren onbruikbaar en grond was verwoest.
Willemina Balk was afkomstig uit Berbice, ze kwam voor haar opleiding naar Amsterdam.
Wilde dieren in Amsterdam
1751
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) nam niet alleen specerijen en edelmetalen mee terug uit Azië. Zo werden er vanaf de zeventiende eeuw ook regelmatig wilde dieren uit verre landen op VOC-schepen vervoerd. In Amsterdam werden deze dieren tijdelijk ondergebracht op de werf op Oostenburg totdat zij verkocht werden.
Op deze prent is een reclame-uiting uit 1751 te zien voor de menagerie van Jan Westerhof, bijgenaamd Blaauw Jan. Een menagerie was een verzameling van in gevangenschap gehouden exotische en wilde dieren. Dit was een voorloper van de moderne dierentuin. In de menagerie van Blaauw Jan leefden ook veel door de VOC meegebrachte wilde dieren als tijgers, leeuwen en bavianen.
Muiterij
1764
In juni 1763 was het VOC-schip de Nijenburg vertrokken naar Batavia om dure handelswaar te kopen. Aan boord waren daarom veel goudstaven en geld aanwezig. Een deel van de 236 bemanningsleden was echter ontevreden over de gang van zaken op het schip. Zij eisten van de stuurman dat hij naar Brazilië zou varen. Het in opstand komen van schepelingen tegen hun gezag wordt muiterij genoemd.
Nadat zij Brazilië bereikten, verlieten 64 bemanningsleden het schip. De rest van hen ging in het Franse Cayenne van boord. Hierbij namen zij goud van het schip mee en gaven dit erg gul uit. Dit was ook de autoriteiten opgevallen.
Zowel de muiters in Brazilië als in Cayenne werden opgepakt en terechtgesteld. 24 bemanningsleden werden vermoord. Op de eerste prent is te zien hoe de terechtgestelde muiters werden tentoongesteld in Kijkduin, bij Den Helder. Hun lichamen werden na hun terechtstelling opgehangen in harnassen, zoals op de tweede prent te zien is.
Oost-Indisch Huis
1771
In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Het hoofdkwartier was in Amsterdam, gelegen in het Oost-Indisch Huis met de toegangspoort gelegen aan de Oude Hoogstraat 24. Via het tunneltje kwam je op de binnenplaats die toegang gaf tot het gebouw.
Veel Amsterdamse bestuurders, waaronder burgemeesters, waren ook bestuurder van de VOC. Zowel deze bestuurders als de Heren XVII, het centrale bestuur van de VOC, hielden hun vergaderingen in dit gebouw. Daarnaast bevond zich ook de boekhouding van de VOC en werden er kaarten bewaard. Het bedrijf had het monopolie op de handel met Azië. Op de Amsterdamse beurs werd er dan ook druk gehandeld in aandelen VOC.
Op deze prent is Willem V afgebeeld die zitting neemt als opperbewindhebber van de VOC in de Grote Zaal van het Oost-Indisch Huis.
In de loop van de geschiedenis van de VOC werden diverse gebieden onrechtmatig en vaak met veel geweld in bezit genomen, zoals het Molukse eiland Banda, waar in 1621 het grootste deel van de bevolking werd uitgemoord. Arbeid binnen de VOC was grotendeels gebaseerd op slavernij. Rond 1750 werkten er meer dan 75.000 slaafgemaakten in de gebieden bestuurd door de VOC. In 1800 werd de VOC definitief opgeheven. In 1860 werd de slavernij in Nederlands-Indië officieel afgeschaft.
West-Indisch Huis
1771
Nadat in 1674 de West-Indische Compagnie (WIC) failliet was gegaan, werd als opvolger de Nieuwe West-Indische Compagnie opgericht. Op deze prent is te zien dat stadhouder Willem V in 1768 als opperbewindhebber zitting nam in de zaal van het West-Indisch Huis.
Van 1674 tot 1792 waren achtereenvolgens beide handelsbedrijven in dit West-Indisch Huis op Singel 425 gevestigd. Ook de Sociëteit van Suriname zetelde zich hier geruime tijd. Op de tweede afbeelding is een tekening van de poort van dit West-Indisch Huis te zien. Naast deze poort hangen veel aanplakbiljetten van vooral veilingen. Bovendien is op de voorgrond een officier van de WIC afgebeeld.
Te werk gesteld op een VOC-schip
1789
Vanaf 1520 werden weeskinderen van Amsterdamse poorters opgevangen in het Burgerweeshuis, het huidige Amsterdam Museum. Hier werden deze wezen opgevangen en werden zij tot hun twintigste verjaardag opgeleid. Het stadsbestuur probeerde zo te voorkomen dat zij na het verlaten van het weeshuis heel arm zouden worden.
De jongste kinderen leerden rekenen, schrijven en lezen. Hierna moesten zij een vak gaan leren. Meisjes leerden breien en naaien in de ateliers van het weeshuis, terwijl de jongens buiten het Burgerweeshuis aan het werk gingen. Vele jongens werden zo ook te werk gesteld op schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
Op de eerste afbeelding is een schuldbekentenis van een weesjongen te lezen. Hij geeft hierin aan dat hij 150 gulden schuldig is aan het Burgerweeshuis. Dit document werd op 13 augustus 1789 ondertekend door Jacob Eweg voordat hij met het VOC-schip Vasco da Gama naar Batavia vertrok.
Op de tweede afbeelding is een gedeelte van een achttiende-eeuwse lijst te zien, waarin werd bijgehouden welke weeskinderen uit het Burgerweeshuis met de VOC naar Oost-Indië waren vertrokken. Daarnaast is af te lezen wanneer en op welk VOC-schip de jongens zijn uitgevaren. Zo kan je bij de rode pijl lezen dat Jan Lankhaar in 1750 op het schip Ghiesenburg was vertrokken en op 5 november 1758 is overleden op Bantam (Java).
De ondergang van de VOC
13 april 1822
Op 13 april 1822 stortte de rechtervleugel van het Oost-Indisch Zeemagazijn op het eiland Oosterburg in Amsterdam spontaan in. Het was een enorm pakhuis van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). In het magazijn werden kostbare goederen opgeslagen die de VOC vanuit Azië had gehaald. Door de instorting ging al het opgeslagen graan (5 miljoen kilo) verloren.
Deze tekening geeft op een symbolische manier de ondergang van de VOC weer. Het gigantische Zeemagazijn droeg in de zeventiende en de achttiende eeuw bij aan de macht en rijkdom van de VOC en van Amsterdam. Vanaf 1880 viel de winst van de VOC tegen en werden de vaste kosten te hoog. Ook was er steeds meer geld nodig om het handelsgebied van de VOC te verdedigen. Uiteindelijk werd de VOC in 1800 opgeheven. Na de opheffing raakte ook het magazijn in verval.
De dagen na de instorting trok de plek veel ramptoeristen. Sommige nieuwsgierigen roeiden in bootjes langs de puinhopen. In de beeldbank staan nog veel prenten en tekeningen die van het incident zijn gemaakt.
Oprichting Nederlandsche Handel-Maatschappij
12 april 1824
Op 29 maart 1824 werd de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) door koning Willem I (1772-1843) opgericht in Den Haag. Koning Willem I vond het belangrijk dat Nederland weer een sterke internationale handelspositie kreeg. Dit zou gerealiseerd moeten worden door het uitbreiden van handelswegen naar alle hoeken van de wereld, waaronder de Indische Archipel.
In het begin was de NHM vooral gericht op Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. Na de ondergang van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) hadden de Engelsen en Amerikanen de import en export van koloniale producten van Nederlands-Indië in handen. Deze handel moest worden teruggewonnen en winstgevend voor Nederland zijn.
De NHM ging vanuit Nederlands-Indië de handel in koloniale producten en het vervoer regelen. Ook kwam er een nieuw staatsbestuur die zich vanaf 1830 bezig hield met het cultuurstelsel.
Je ziet hier een register van aandeelhouders in de NHM uit 1824. Koning Willem I nam deel met 4000 aandelen, ter waarde van maar liefst 4 miljoen gulden.
De VOC
Beurs van De Keijser
Termijnhandel WIC
Verjaagd door de Portugezen
Stephanus Pelgrom - Hoofdkantoor WIC
Het rampjaar 1672
Stephanus Pelgrom - Contract
Sociëteit van Suriname
Brand Oost-Indisch Zeemagazijn
Bezoek tsaar Peter de Grote
Windhandel
Zonder moeder naar Amsterdam
Nicolaas Bergen - Slavenschip
Plantage Jagtlust
Particuliere slavenhandel
Willemina Balk - Kolonie Berbice
Wilde dieren in Amsterdam
Muiterij
Oost-Indisch Huis
West-Indisch Huis
Te werk gesteld op een VOC-schip
De ondergang van de VOC
Oprichting Nederlandsche Handel-Maatschappij
Overzicht van bron(nen) op de kaart