Abraham van Peere, koopman te Vlissingen en hoogwaardig lid van de Zeeuwse afdeling van de VOC, vaardigde in 1627 een expeditie uit naar de rivier Berbice in Guyana. De regio rondom de rivier werd omgedoopt tot private kolonie onder het patroonschap van Van Peere. Berbice werd een plantagekolonie, waar suiker, cacao, katoen en koffie werden verbouwd door tot slaaf gemaakte Afrikanen. In 1720 werd de kolonie verkocht aan een aantal Amsterdamse handelaren, die de particuliere Sociëteit van Berbice oprichtten.
De leefomstandigheden in de kolonie waren bar slecht. Een groot probleem was het drankmisbruik en de vele geweldplegingen tegen de tot slaaf gemaakten. De spanningen liepen hoog op en kwamen in 1763 tot een uitbarsting, toen er een grote opstand uitbrak. Een groot deel van de Europese bevolking sloeg op de vlucht. Door militair ingrijpen uit de naburige koloniën werd de opstand neergeslagen. De opstand liet zijn sporen na in Berbice. Veel plantages waren onbruikbaar en grond was verwoest.
Willemina Balk was afkomstig uit Berbice, ze kwam voor haar opleiding naar Amsterdam.