Het succes van Amsterdam als handelscentrum is voor een groot deel te danken aan de Amsterdamse Wisselbank. Deze voorloper van de Nederlandse Bank werd opgericht in 1609 en was gevestigd in het Stadhuis op de Dam. In de zeventiende eeuw was er een veelheid aan munten in omloop, een centrale munteenheid bestond nog niet. De waarde van deze munten hing af van de hoeveelheid edelmetaal die erin verwerkt was. Hierdoor was de waarde van een munt niet altijd op het eerste gezicht duidelijk. Geldwisselaars maakten hier handig gebruik van door munten te ruilen met een behoorlijke marge in hun eigen voordeel. Om ervoor te zorgen dat kooplieden niet te zeer het slachtoffer werden van dit soort praktijken, werd besloten tot het oprichten van de Amsterdamse Wisselbank. Een centrale stedelijke bank, die de talloze wisselaars geheel moest vervangen.
Hoe werkte het?
De Amsterdamse Wisselbank was precies en betrouwbaar bij het bepalen van de juiste waarde van munten. Wanneer je een bedrag in een of andere munteenheid in bewaring gaf bij de bank, kreeg de inlegger daarvoor in ruil de juiste waarde in Amsterdamse guldens op zijn conto. Vanaf zo’n rekening konden vervolgens zogenaamde wisselbrieven worden uitgeschreven. Dit waren een soort cheques die als betaalmiddel konden worden gebruikt. Op deze afbeelding is een voorbeeld van een wisselbrief uit Amsterdam uit november 1805 te zien.
Wisselbrieven konden vervolgens elders weer in geld worden omgezet. Een koopman hoefde zo nooit met een groot bedrag aan edelmetaal te reizen. Belangrijk hierbij was de betrouwbare reputatie van de instantie die de wisselbrieven uitgaf, die de mate bepaalde waarin wisselbrieven als acceptabel betaalmiddel werden beschouwd. Die reputatie was bij de Amsterdamse bank zeer goed. Tijdens zijn bloeitijd had de bank zelfs een wereldreputatie.