In de negentiende eeuw vielen door de heersende cholera-epidemie veel slachtoffers. Op dit pamflet uit 1832, het eerste cholerajaar, staan instructies voor de voorlopige behandeling van de Aziatische cholera. Deze instructies moesten Amsterdammers opvolgen als zij besmet waren geraakt. Zij werden ook wel choleralijders genoemd.
Dit pamflet was afkomstig van de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht. Deze commissie was in 1796 door de gemeenteraad ingesteld om de gezondheidszorg te verbeteren. Het was destijds voor het eerst dat de staat zich hiermee ging bemoeien.
Volgens het pamflet zou bij het vermoeden van een cholerabesmetting direct een geneesheer moeten worden gehaald. Ondertussen zou de zieke naar bed moeten gaan met twee wollen dekens en aan weerszijden een kruik met heet water. Daarnaast moest men op de borst een zuurdeegpapje van mosterdpoeder en azijn aanbrengen. Bovendien moesten de buik, borst en rug ingewreven worden met kamfer-brandewijn. Ook moest de choleralijder elk kwartier een aftreksel van kamille en pepermunt drinken.