Naast besmettelijke ziekten als tyfus en difterie heerste in het negentiende-eeuwse Amsterdam ook tuberculose (tbc), ook wel 'de tering' genoemd. Het ging hier vaak om longtuberculose, de meest voorkomende tbc-soort. Aan het eind van de negentiende eeuw was tuberculose zelfs een van de belangrijkste doodsoorzaken.
Omstreeks 1850 verspreidde de ziekte zich in hoog tempo door de stad. Door de industrialisering waren woon- en werkomstandigheden verslechterd en waren fabrieksarbeiders als diamantslijpers en sigarenmakers vaak slecht gevoed. Mede daarom was het aandeel van deze groep en de armere arbeidersklasse onder de slachtoffers van tuberculose relatief groot.
Tuberculose werd in deze periode uitgeroepen tot de nieuwe 'volksvijand nummer één' en er werd gestart met de strijd tegen de ziekte. Op deze afbeelding is een affiche uit de tuberculosebestrijding te zien. Hierop is te lezen dat op 15 juni 1929 de zogenoemde Zonnestraaldag werd gehouden. Dit was vernoemd naar sanatorium Zonnestraal in Hilversum, waar tbc-patiënten verzorgd werden. Een sanatorium is een herstellingsoord voor langdurig zieken. Destijds waren namelijk zonlicht en frisse lucht de enige therapie voor de genezing van deze tbc-patiënten.
Onder het motto 'De sterken voor de zwakken tegen tuberculose!' probeerde men door middel van collecten en giften geld in te zamelen voor de tuberculosebestrijding, in het bijzonder voor de kosten van de verpleging in sanatorium Zonnestraal.