In de achttiende eeuw werd Amsterdam hard getroffen door pokkenepidemieën. Hierbij raakten vooral kinderen besmet met het virus. Als een kind van de pokken herstelde, was het voor de rest van zijn leven immuun voor de ziekte. Velen overleefden de ziekte echter niet. Zo stierf één op de tien kinderen voor zijn of haar tiende jaar aan de pokken.
In 1798 werd een vaccinatie tegen de pokken ontdekt, de koepokinenting. Deze bleek effectief en verminderde het aantal (jonge) slachtoffers. In 1823 werd daarom voor schoolgaande kinderen een vaccinatieplicht ingevoerd. Alle kinderen moesten destijds in bezit zijn van een inentingsbewijs tegen de pokken, het zogenoemde 'pokkenbriefje.' Op deze afbeelding is een voorbeeld van zo’n pokkenbriefje te zien.