In de 14e eeuw raakten veel Amsterdammers besmet met de bacteriΓ«le infectieziekte lepra. De mensen die aan deze ziekte leden, werden leprozen genoemd.
Leprozen waren vanwege hun besmettelijkheid niet welkom in Amsterdam en werden buiten de stadswallen in het Leprozenhuis verzorgd. Uit angst voor verdere verspreiding van de ziekte was het voor de leprozen slechts een keer per jaar toegestaan om zich in de stad te begeven. Dit was op Koppermaandag, de eerste maandag na Driekoningen. Op deze prent is hun ommegang op de Dam weergegeven.
Koppermaandag was een Amsterdamse feestdag, waarbij er veel aandacht werd geschonken aan de arme en zieke inwoners van de stad. Het woord is afgeleid van het woord 'kopperen,' dat zoiets als 'smullen, drinken en feestvieren' betekent. Op Koppermaandag werd er namelijk tijdens het Kopperfeest βs avonds veel gegeten en gedronken. Daarnaast werd er door leden van verschillende gilden gebedeld.
Ook de leprozen mochten 'kopperen' op Koppermaandag. In een optocht liepen zij door de stad en zamelden zij geld in voor hun verzorging in het Leprozenhuis. Bovendien kregen de leprozen twee maaltijden van de stad aangeboden.
Aangezien men destijds vermoedde dat lepra zeer besmettelijk was, moesten de leprozen altijd goed herkenbaar zijn voor de overige stadsbewoners. Zij moesten daarom tijdens hun jaarlijkse optocht speciale kleding dragen en stok meenemen, waarmee zij iets konden aanwijzen als zij dit wilden kopen. Hierdoor konden de leprozen afstand tot de overige Amsterdammers bewaren.
Daarnaast is op de prent te zien dat de leprozen een houten voorwerp in hun hand vasthouden. Dit wordt een Lazarusklepper genoemd. Met deze kleppers werden omstanders gewaarschuwd om niet dichtbij de leprozen te komen.
Aangezien de jaarlijkse optocht voor overlast in de stad zou hebben gezorgd, werd deze in 1604 verboden.
Open deze bron π‘’
'Social distancing'
1860
Al in de zeventiende eeuw werden de stadsbewoners goed op de hoogte gehouden van het aantal sterfgevallen door het pestvirus. Op deze prent is de Dam te zien met het nieuwe stadhuis, de Nieuwe Kerk en de inmiddels verdwenen Waag. Linksonder is voor het stadhuis een houten huisje zichtbaar, waarop het aantal sterfgevallen vermeld staat. Er staat '896 dooden.'
Destijds wist men erg weinig over virussen en bacteriΓ«n. Maar dankzij ervaringen tijdens eerdere pestepidemieΓ«n kwamen de Amsterdammers wel steeds meer te weten over de verspreiding van de ziekte. Zo was bekend dat je door isolatie en afstand te houden een besmetting zou kunnen tegengaan. Als iemand in een gezin besmet was, mochten de zieken en hun naasten bijvoorbeeld geen kerken en markten bezoeken. Daarnaast moesten zij een bos stro met drie banden eromheen aan de gevel hangen. Op deze manier kon iedereen zien dat er in dat huis pest was geconstateerd en niemand het huis mocht binnenkomen.
Als een pestlijder toch naar buiten ging, moest hij een witte stok van ongeveer 70 centimeter bij zich dragen. Voor de overige stadsbewoners was zo duidelijk dat hij besmet was met het pestvirus. Op deze prent zijn ook meerdere pestlijders met witte stokken zichtbaar. Zo staat er linksonder bij het houten huisje een man de opgeplakte lijsten te bekijken. Daarnaast is rechts een man met een witte stok te zien. Achter hem rent een klein jongentje snel weg, waarschijnlijk uit angst voor de besmettelijke ziekte.
Open deze bron π‘’