In de 14e eeuw kende Amsterdam een hoogtepunt van de bacteriële infectieziekte lepra. Dit was een zeer besmettelijke ziekte en zorgde onder meer voor zwellingen en vlekken op de huid. Hierdoor hadden sommige Amsterdammers ernstige vormen van mismaaktheid. Lepra kende een zeer traag verloop en was zelden dodelijk.
De mensen die aan deze ziekte leden, werden leprozen genoemd. Vanwege hun besmettelijkheid waren leprozen niet welkom in Amsterdam. Zij werden daarom verzorgd in een tehuis buiten de stadswallen, het Leprozenhuis op het tegenwoordige Mr. Visserplein. Op de eerste prent zijn leprozen op de binnenplaats van dit tehuis te zien. Op de tweede afbeelding is daarnaast duidelijk te zien dat het Leprozenhuis was afgezonderd en buiten de stad was gevestigd.
Het Leprozenhuis behoorde destijds tot de liefdadigheidsinstellingen van Amsterdam. Deze instellingen werden door de stad financieel ondersteund, onder andere door de schenking van stukken land. Op de kaart op de derde afbeelding is een van de landerijen te zien die het Leprozenhuis in de stad bezat.
Naarmate het aantal leprozen in Amsterdam daalde, werden in het Leprozenhuis onder meer krankzinnigen en ouderen gehuisvest. In 1859 werd het Leprozenhuis opgeheven en gesloopt. De Leprozenpoort is bij de afbraak gespaard gebleven en verplaatst naar de Sint Antoniesluis 21-24. Tegenwoordig kan je deze poort, zoals afgebeeld op de vierde prent, hier nog steeds bewonderen.