Omstreeks 1900 was de hygiënische situatie erg slecht in overvolle volksbuurten als de Jodenbuurt en de Jordaan. Veel Amsterdamse kinderen groeiden op in armoede, kwamen nauwelijks buiten de stad en waren vaak ziek. Daarnaast heersten destijds besmettelijke ziektes als tuberculose en difterie.
In vakanties gingen welgestelde gezinnen vaak naar zee of buitenplaatsen. Arme stadskinderen bleven echter in de stad. Zij moesten tijdens de vakantie bijvoorbeeld werken of speelden op de vervuilde straten en zwommen in het vieze grachtenwater.
Welgestelde Amsterdammers zetten zich daarom voor deze stadskinderen in, zodat zij vaker tijd in de gezonde buitenlucht konden doorbrengen. Zij organiseerden vakantiekampen, het 'vakantiekinderfeest,' waarbij schoolkinderen uit arme gezinnen één dag tijdens hun vakantie de stad uit mochten. Met dit affiche uit 1930 werd om hulp voor het ‘vakantiekinderfeest’ gevraagd, zodat stadskinderen van de vrije natuur konden genieten.