Op 13 april 1822 stortte de rechtervleugel van het Oost-Indisch Zeemagazijn op het eiland Oosterburg in Amsterdam spontaan in. Het was een enorm pakhuis van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). In het magazijn werden kostbare goederen opgeslagen die de VOC vanuit Azië had gehaald. Door de instorting ging al het opgeslagen graan (5 miljoen kilo) verloren.
Deze tekening geeft op een symbolische manier de ondergang van de VOC weer. Het gigantische Zeemagazijn droeg in de zeventiende en de achttiende eeuw bij aan de macht en rijkdom van de VOC en van Amsterdam. Vanaf 1880 viel de winst van de VOC tegen en werden de vaste kosten te hoog. Ook was er steeds meer geld nodig om het handelsgebied van de VOC te verdedigen. Uiteindelijk werd de VOC in 1800 opgeheven. Na de opheffing raakte ook het magazijn in verval.
De dagen na de instorting trok de plek veel ramptoeristen. Sommige nieuwsgierigen roeiden in bootjes langs de puinhopen. In de beeldbank staan nog veel prenten en tekeningen die van het incident zijn gemaakt.