Willemina Balk kwam voor haar opleiding vanuit Berbice naar Amsterdam. Sinds 1802 zat zij in Amsterdam op een kostschool. Ze was de dochter van een vrije zwarte vrouw, Kaatje, en plantage-eigenaar Johan Andreas Balk. In Amsterdam woonde ze op de Oude Turfmarkt, bij Dirk Westrik, een handelaar op West-Indië en zakenpartner van haar vader.
Willemina kreeg tekenles van Christiaan Andriessen en treedt regelmatig op in zijn getekende dagboek. Zo heeft hij haar getekend tijdens haar eerste tekenles bij hem, maar niet elke tekening verbeeld een vrolijke gebeurtenis. In Adriessen’s dagboek is een tekening van 12 mei 1806 te zien waarop Balk aan hem vertelde dat ze door middel van brieven te horen kreeg dat haar vader in Berbice ernstig ziek was en mogelijk zelfs al was overleden. Door het overlijden van haar vader in 1806 werd Balk eigenaresse van plantage De Vriendschap.