Een gebouw op instorten
Net als tegenwoordig had Amsterdam ook in de zeventiende eeuw al een stadhuis. In dit gebouw aan de Dam zat het stadsbestuur, dat zich bezighield met zowel binnen- als buitenlandse politiek, lokale wetgeving, financiën en rechtspraak. Een bezoek aan het oude stadhuis kon in de eerste helft van de zeventiende eeuw een riskante onderneming zijn. Het complex van middeleeuwse gebouwen was in slechte staat en stond zelfs gedeeltelijk op instorten. Ook was het stadhuis door de toename van het aantal bestuurders te klein en overvol geworden. Moesten de bestuurders van Amsterdam, op dat moment de machtigste stad van de Republiek, in zo’n omgeving hun werk doen? De bouw van een nieuw, statig en vooral groter stadhuis moest een einde maken aan deze problemen.
Fatale brand
Op 28 oktober 1650 werd de eerste steen van het nieuwe stadhuis gelegd. Een fatale brand legde in de nacht van 6 op 7 juli 1652 het oude stadhuis in de as. De wind dreef de vlammen rakelings langs de steigers van het nieuwe stadhuis, maar de nieuwbouw bleef gelukkig gespaard en er vielen geen slachtoffers. Er waren mensen die beweerden dat het oude stadhuis opzettelijk in brand was gezet, maar dat is nooit bewezen. Op deze nieuwsprent uit de zeventiende eeuw is te zien hoe men wanhopig de brand probeert te blussen. In het bericht wordt gesproken over een zwaar verlies voor de stad, maar ook over hoe gelukkig de stad is dat het achtste wereldwonder al in aanbouw is.