De stadsbranden van 1421 en 1452 zijn de grootste branden die Amsterdam heeft gekend. In de eerste eeuwen van Amsterdam waren de meeste huizen van hout. Baksteen was kostbaar, alleen grote gebouwen zoals kerken waren uit steen opgetrokken. Daarom kon een kleine brand gauw tot een grote brand uitgroeien. Hele stadswijken gingen in vlammen op en de bewoners waren machteloos. Sterke wind kon de gevolgen nog versterken, pas als alles was afgebrand doofde het vuur na verloop van tijd.
Stadsbrand 1421
Op zondag 13 april 1421 woedde een grote brand, die vooral de Dam, het Stadhuis en de Mariakerk (Nieuwe Kerk) trof. Een derde deel van de stad ging verloren. Ook de Heilige Stede (de latere Nieuwezijds Kapel, gebouwd na het Mirakel van Amsterdam uit 1345) werd verwoest.
Stadsbrand 1452
Op donderdag 25 mei 1452 woedde een nog grotere brand dan in 1421. Ongeveer twee derde van de stad ging in vlammen op. Vanaf de Sint-Nicolaaskerk (Oude Kerk) naar het zuiden tot het Oude Nonnenklooster (later Binnengasthuis) aan de zuidgrens van de stad was alles verbrand. Ook aan de westkant van de stad, vanaf de Mariakerk (Nieuwe Kerk) tot aan het klooster van de reguliere broeders (Regulierenklooster) ten zuiden van de stad.
Net als in 1421 begon de brand in de omgeving van de Oude Kerk, die met de naaste omgeving beide keren gespaard blijft, en sloeg over op de schepen in het Damrak, als gevolg van de noordoostenwind. Deze brand verwoestte de Nieuwe Kerk, het Stadhuis, twee kapellen, veertien kloosters, het Begijnhof, vier gasthuizen, de Regulierspoort, de Heilige Stede en ontelbaar veel huizen. De enorme brand maakt grote indruk, vooral door de schade aan de nog vrij nieuwe kerk waar de kerkschatten en gebrandschilderde ramen verloren gingen.
Brandpreventie
Na de brand uit 1452 besloot het stadsbestuur dat huizen van steen gebouwd moesten worden. Ook rieten daken moesten worden vervangen door dakpannen. Brandgevaarlijke bedrijven werden in de loop der tijd naar de rand van de stad verbannen. Dit proces heeft vanaf de 15e eeuw tot in de 20e eeuw geduurd. Later vonden nog regelmatig branden plaats, maar mede dankzij de uitvinding en toepassing van de brandspuit van Jan van der Heijden, groeiden branden niet meer uit tot de omvang van 1421 en 1452