Op 11 februari raakte een WA-knokploeg slaags met een knokploeg in de Jodenbuurt, waarvan zowel joden als niet-joden lid waren. WA staat voor Weerafdeling, dit was de geüniformeerde, ongewapende paramilitaire afdeling van de NSB.
WA-man Hendrik Koot raakte zwaar gewond en bleef bewusteloos op straat achter. Drie dagen later overleed hij. Volgens de NSB hadden de joden Koot op brute wijze afgeslacht. Ze hadden hem talloze verwondingen aangebracht en zelfs zijn strottenhoofd afgebeten, werd gesteld. Ook beweerde de NSB dat Koot ongewapend was.
Uit dit proces verbaal blijkt echter dat dit niet het geval was: Koot was bewapend met een ploertendoder. Het rapport verdween snel na de gebeurtenissen, maar dook jaren later weer op toen het archief van de politie geïnventariseerd werd.