In de herfst van 1944 werd Nederland beneden de rivieren bevrijd. De gebieden boven de rivieren stonden een koude en lange winter te wachten, die bekend staat als de hongerwinter. Op het platteland was redelijk veel inbeslagname van voedsel en door geallieerde beschietingen van vrachtauto's en binnenvaartschepen bereikte het voedsel de stad nauwelijks tot niet. Veel Amsterdammers gingen op zogenaamde hongertochten naar het platteland, op zoek naar eten. Ook werden er in deze tijd suikerbieten en tulpenbollen gegeten. De export van bollen lag stil, waardoor kwekers de bollen als voedsel gingen verkopen. De Bijenkorf deelde tijdens de Hongerwinter recepten uit voor de bereiding van tulpenbollen.
Herkomst
Datering |
10-01-1945 |
Collectie |
929-887; Archief van de Koninklijke Bijenkorf Beheer N.V. |
Organisatie |
|
Nummer |
A00654000001 |
Link |
https://archief.amsterdam/inventarissen/scans/929/1.12.2.4.2/start/0/limit/10/highlight/1 |
Gerelateerde thema's
Trefwoorden
Beschikbare tools
Overzicht van alle tijdlijnen
Tweede Wereldoorlog
De Nationaalsocialistische Beweging
1937
Op 26 mei 1937 waren er Tweede Kamerverkiezingen in Nederland. De verkiezingen werden gewonnen door de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). De Nationaalsocialistische Beweging (NSB) deed voor het eerst aan de verkiezingen mee en behaalde vier zetels. Dit lijkt een mooie binnenkomer, maar de NSB was ontevreden. Tijdens de Provinciale Statenverkiezingen in 1935 had de partij namelijk 7,94% van de stemmen gehaald, nu behaalde ze slechts 4,22%. Lijsttrekker Mussert was hier boos over en nam daarom ook geen plaats in de Tweede Kamer. De Tweede Kamerverkiezingen van 1937 waren de laatste van voor de oorlog, pas op 16 mei 1946 vonden er weer democratische verkiezingen plaats.
Geschiedenis van de NSB
De NSB (Nationaalsocialistische Beweging) werd in 1931 opgericht. In Nederland was er veel werkloosheid en armoede, net als in andere landen. De aanhangers van de NSB wilden een betere toekomst en hoopten dat te kunnen bereiken met één sterke partij en één sterke leider. Leider van de NSB was de ingenieur Anton Mussert.
Vlak na de oprichting was de NSB vrij gematigd. De partij was bijvoorbeeld niet uitgesproken antisemitisch, er waren zelfs joden lid van de partij. Naarmate Hitler in Duitsland populairder werd en zijn uitlatingen extremer werden, werd de NSB dit ook.
Toen de oorlog begon had de NSB ongeveer 32.000 leden. Dit aantal groeide fors tijdens de oorlog. Op het hoogtepunt in september 1943 had de beweging 101.314 leden. Dit aantal daalde echter fors na september 1944, toen de bevrijding nabij leek. Uit opportunisme verlieten velen de partij, bang voor de gevolgen die het partijlidmaatschap in het bevrijde Nederland zou hebben.
NSB leider Anton Mussert werd op 7 mei 1945 gearresteerd. Exact een jaar later op 7 mei 1946 kreeg Mussert, na een uitgebreid proces, de doodstraf. In totaal werden 154 NSB'ers ter dood veroordeeld, maar in 110 gevallen werd de straf omgezet naar levenslang.
Vreemdelingenkaart Helga Gronowski
1 november 1938
Vluchtelingen die naar Nederland kwamen kregen een zogenaamde vreemdelingenkaart, waarop hun gegevens werden vastgelegd. Op de kaart stond waar iemand vandaan kwam, wie zijn of haar ouders waren, of de persoon een visum kreeg en wat de verblijfplaatsen van de persoon waren.
Deze vreemdelingenkaart is van Helga Gronowski. Helga Gronowski kwam oorspronkelijk uit Duitsland. Toen de situatie daar voor joodse inwoners steeds slechter werd, is zij - zoals meer kinderen - door haar ouders naar Nederland gestuurd. Hier zou ze veiliger zijn. Helga kwam na verschillende omzwervingen terecht in het meisjesweeshuis in de Rapenburgerstraat. Het meisjesweeshuis waar Helga verbleef werd op 10 februari 1943 ontruimd. De meisjes en het personeel werden overgebracht naar Westerbork, vanwaar zij vervolgens in twee groepen naar Sobibor gedeporteerd werden. Op 5 maart 1943 werd Helga direct na aankomst in het kamp vermoord. De andere meisjes en personeelsleden wachtte hetzelfde lot.
Luchtbescherming te Amsterdam
1 april 1940
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had Amsterdam 800 594 inwoners. Met zekerheid 80 000 van deze inwoners waren joods, dat is ongeveer 1 op de 10 inwoners. De joodse gemeenschap was duidelijk aanwezig in het Amsterdamse straatbeeld. Met name in de Transvaalbuurt, de Rivierenbuurt en de Jodenbuurt (de buurt rondom het Waterlooplein) woonden veel joden. Amsterdam kende een actieve joodse gemeenschap. In totaal woonden er in Nederland circa 140 000 joden.
Al snel na de bezetting volgde de eerste anti-joodse maatregelen. De eerste maatregel ging op 1 juli 1940 van kracht: alle Nederlandse Joden moesten de luchtbeschermingsdienst verlaten. De luchtbeschermingsdienst was opgericht in 1939 en had tot doel de burgers te beschermen tegen eventuele luchtaanvallen. De dienst zorgde voor de bouw van schuilkelders in de steden en plaatste luchtdoelgeschut rondom te steden. Het personeel van de dienst bestond uit vrijwilligers, die tijdens de bezetting geholpen werden door ambtenaren.
Deze kaart van de Dienst Publieke Werken toont de verschillende posten van de Amsterdamse luchtbeschermingsdienst op 1 april 1940.
Nog veel anti-Joodse maatregelen zouden volgen.
Intocht van de Duitse bezetter
15 mei 1940
In de middag van 15 mei 1940 bezette het Duitse leger Amsterdam. Een onbekende amateurfilmer legde de eindeloze stoet voertuigen vast die via de Duivendrechtsebrug (aan de zuidzijde van de Watergraafsmeer) en de Berlagebrug de stad binnentrok.
Duitsgezinde Amsterdammers verwelkomden de bezetter daar met bloemen. De meeste militairen reden over de Haarlemmerweg door naar Haarlem en ook daarvan zijn filmbeelden.
Bijzonder zijn de opnamen van verbrande vliegtuigen, bij het viaduct van de A4 over de Schipholweg en een Nederlandse Fokker G-1, ook in de Haarlemmermeer.
Politierapport 16 mei 1940: zelfmoord aan het begin van de oorlog
16 mei 1940
Ook tijdens de oorlog hield de Amsterdamse politie meldingsrapporten bij, waarin beschreven werd bij wat voor zaken de politie dagelijks betrokken was. In de rapporten werden aangiften van diefstal opgenomen, maar bijvoorbeeld ook misdrijven, arrestaties en ongevallen.
In dit rapport werd melding gemaakt van de zelfmoord van de familie Swaab, een joods gezin dat woonde in de Rapenburgerstraat. In mei 1940 pleegden meerdere mensen, zowel joden als niet-joden zelfmoord, uit angst voor de oorlog en de Duitse bezetting.
Ariërverklaring
14 oktober 1940
In 1940 moesten Nederlandse ambtenaren een ‘ariërverklaring’ invullen, een formulier waarin gevraagd werd naar afstamming en eventuele joodse voorouders. Later werden alle joodse ambtenaren ontslagen. Deze ariërverklaring komt uit het archief van de firma Vettewinkel.
In de ochtend van 10 mei viel de Duitse Wehrmacht Nederland binnen. Na vijf dagen strijd capituleerde het Nederlandse leger. Een periode van bedrieglijke rust brak aan: het leven leek zijn normale dagelijkse loop te hernemen. In het najaar kwamen echter de eerste verordeningen, die bedoeld waren om joden stap voor stap van het maatschappelijke leven uit te sluiten. Eind september 1940 kondigde de Duitse bezetter aan dat het voortaan verboden was joden of zij die met joden gehuwd waren in overheidsdienst aan te stellen of te bevorderen.
In oktober 1940 werd de volgende stap gezet. Ambtenaren moesten in een formulier verklaren of de eigen ouders en grootouders en die van de echtgenoot ooit hebben behoord tot de joodse geloofsgemeenschap. Het formulier werd bekend onder de naam ‘ariërverklaring’. Alle ambtenaren, ook zij die in ambtelijke commissies, stichtingen of raden zitting hadden, moesten de verklaring invullen. Als lid van de Raad van Beroep moest ook D.H. Vettewinkel de verklaring tekenen.
Zoeklichten boven het Meerhuizenplein
31 oktober 1940
Deze tekening van de hand van Mijndert Krijnsen, werd op 31 oktober 1940 gemaakt. Een vliegtuig is gevangen in de zoeklichten van de Duitsers.
Verduistering
Vanaf 6 juli 1940 moesten de ramen tussen zonsondergang en zonsopkomst verduisterd worden, zodat geallieerde vliegtuigen boven Nederland goed zichtbaar waren in de zoeklichten van de Duitsers.
Tekeningencommissie
Deze tekening van Krijnsen werd gekocht voor de Commissie voor de Tekeningen. In 1934 was deze commissie opgericht, om kunstenaars in crisistijd te ondersteunen.
Joden niet gewenscht
januari 1941
1941 begon met een reeks nieuwe anti-Joodse maatregelen, de maatregelen volgden elkaar rap op. Op 7 januari 1941 bepaalde de Nederlandse Bioscoopbond dat Joden niet meer tot de bioscopen werden toegelaten. Op 12 januari werd deze maatregel in de dagbladen bekendgemaakt.
Meer maatregelen volgden:
10 januari 1941: Alle Joden werden opgeroepen zich te melden. Na melding werden ze geregistreerd.
5 februari 1941: Meldingsplicht Joodse artsen en advocaten. Vanaf 1 mei mochten zij slechts nog voor joden werden.
11 februari 1941: Beperkende maatregelen voor Joodse studenten.
Deportaties
1941 — 1943
Op deze foto, die in het geheim genomen is, is te zien dat een groep Joden wordt weggevoerd vanaf het J.D. Meijerplein. Wanneer en door wie de foto precies is gemaakt, is niet bekend.
Razzia 22 en 23 februari 1941
In 1941 werden de eerste Nederlandse joden tijdens een Razzia op het J.D. Meijerplein opgepakt en gedeporteerd. 427 jonge joodse mannen werden via Schoorl naar Buchenwald en vervolgens naar Mauthausen gedeporteerd. Al snel overleden de eerste mannen, door het zware werk en de slechte omstandigheden in de kampen. Vanuit de kampen werden indertijd nog overlijdensberichten gestuurd naar de nabestaanden. Zij waren geshockeerd. Hoe kon het nou dat zoveel jonge, gezonde mannen zo kort na elkaar overleden?
Stelselmatige deportatie
In de zomer van 1942 begon de stelselmatige deportatie van de Nederlandse joden. Ze werden zomaar uit huis gehaald. De Duitsers zeiden dat de joden gingen werken in het Oosten. De Amsterdamse joden werden verzameld in de Hollandsche Schouwburg. Van daar uit gingen ze naar doorgangskamp Westerbork in Drenthe. Vanuit Westerbork vertrokken de treinen naar de concentratie- en vernietigingskampen in Oost-Europa. In totaal gingen er 97 transporten vanuit Westerbork naar het Oosten. Het laatste transport vanuit Westerbork vond plaats op 13 september 1944, bestemming Bergen-Belsen. Elf dagen voor het laatste transport waren Anne Frank en haar familie gedeporteerd. Ook vanuit Kamp Vught en Amersfoort vonden enkele deportaties plaats.
Onderduiken
Veel joden wilden niet rustig afwachten tot ze door de Duitsers uit huis werden gehaald. 25.000 namen het heft in eigen handen en doken onder. Van hen werd een derde alsnog opgepakt en gedeporteerd. Onderduiken was niet voor iedereen weggelegd. Er was veel geld voor nodig en bovendien was het lastig een goed en betrouwbaar onderduikadres te vinden. Grote en arme gezinnen hadden vaak geen enkele kans.
Na de bevrijding
Na de bevrijding van Nederland konden de ondergedoken joden weer opduiken. Circa 16 000 joodse onderduikers overleefden de oorlog. Ook kwam de repatriëring van Nederlanders die in de concentratiekampen hadden gezeten of voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland waren gestuurd op gang. Het aantal joden dat terugkeerde uit de kampen was minimaal. Van de 107 000 gedeporteerden vanuit Westerbork keerden er slechts 5000 terug. Ook 10 000 gemengd gehuwden, 3000 door de Duitsers als ‘Halfjoden’ aangemerkte personen, 3000 joden die Nederland wisten te ontvluchten naar neutraal gebied en de 900 joden die ten tijde van de bevrijding in Westerbork verbleven overleefden de oorlog. Het aantal joden in Nederland toen de repatriëring ten einde was bedroeg ongeveer 36 000. Dit aantal bedraagt echter een grove schatting en is geen exact getal. Het Joodse leven in Amsterdam kwam na de oorlog weer op gang, maar Amsterdam zou nooit meer zo veel joodse inwoners krijgen als voor de oorlog.
Bekijk het thema Eerste razzia's en Februaristaking - 1941 voor meer bronnen over de razzia's.
Eenpansmaaltijden
12 januari 1941
Om de verhoudingen tussen de Duitse bezetter en de Nederlandse bevolking te bevorderen, werden er regelmatig zogenoemde 'eenpansmaaltijden' georganiseerd. Dit waren bijeenkomsten waar zowel Duitsers als Nederlanders samen aan één tafel gingen eten.
Deze bijenkomsten werden georganiseerd door de "Ordnungspolizei," Duits voor ordepolitie. Dit was de reguliere politie in nazi-Duitsland. In Nederland was deze politie verantwoordelijk voor zowel het handhaven van de openbare orde als het verbeteren van de relaties tussen de Duitse bezetter en de Nederlandse bevolking.
Speciaal voor kinderen werden er Kinderspeisungen georganiseerd. Hierbij werden arme Amsterdamse kinderen door Rijkscommissaris dr. Seyss-Inquart uitgenodigd om een maaltijd te komen eten. Op deze foto uit januari 1941 zie je een groep kinderen die macaronisoep eet. Bij deze bijeenkomst in het Koninklijk Instituut voor de Tropen (het Tropenmuseum) waren zo’n 2500 Amsterdamse kinderen aanwezig. Vanaf eind 1940 werd het Tropenmuseum namelijk door de Duitse bezetter gebruikt als uitvalsbasis voor de Ordnungspolizei.
Knokploegen in de Jodenbuurt
11 februari 1941
Op 11 februari raakte een WA-knokploeg slaags met een knokploeg in de Jodenbuurt, waarvan zowel joden als niet-joden lid waren. WA staat voor Weerafdeling, dit was de geüniformeerde, ongewapende paramilitaire afdeling van de NSB.
WA-man Hendrik Koot raakte zwaar gewond en bleef bewusteloos op straat achter. Drie dagen later overleed hij. Volgens de NSB hadden de joden Koot op brute wijze afgeslacht. Ze hadden hem talloze verwondingen aangebracht en zelfs zijn strottenhoofd afgebeten, werd gesteld. Ook beweerde de NSB dat Koot ongewapend was.
Uit dit proces verbaal blijkt echter dat dit niet het geval was: Koot was bewapend met een ploertendoder. Het rapport verdween snel na de gebeurtenissen, maar dook jaren later weer op toen het archief van de politie geïnventariseerd werd.
Instelling Joodse Raad
13 februari 1941
Op 13 februari 1941 werd de Joodse Raad voor Amsterdam opgericht. Overal in de bezette gebieden richtten de nationaalsocialisten zulke raden op, waarin belangrijke joodse leiders en rabbijnen zitting moesten nemen. Door de bezetter werd deze raad als enige vertegenwoordiger van de Joodse gemeente geaccepteerd. Uiteindelijk kreeg de Joodse Raad ook de verantwoordelijkheid over zaken als religie, zorg en onderwijs. Ook werd de Joodse Raad belast met de organisatie van de deporaties van de Amsterdamse joden.
Vanaf 11 april 1941 gaf de Joodse Raad het Joodsche Weekblad uit. Met het weekblad werd gepoogd zo veel mogelijk joden te bereiken en van informatie te voorzien. Daarnaast was er ook aandacht voor religie, vrijetijdsbesteding en beroepscursussen. De Duitse bezetter gebruikte het weekblad om bepaalde verordeningen aangaande de joodse burgers openbaar te maken. In september 1943 verscheen de laatste editie van het Joodsche Weekblad.
Het hoofdkantoor van de Joodse Raad was vanaf 25 oktober 1941 gevestigd aan de Keizersgracht 58, dit pand is te zien op de foto.
De razzia's van 22 en 23 februari 1941
22 februari 1941
Deze film vertelt over de aanloop naar en het verloop van de razzia's. Hij is gemaakt voor het Stadsarchief Amsterdam door studenten van de lerarenopleiding Geschiedenis van de Hogeschool van Amsterdam.
Eerste razzia's in Amsterdam
22 februari 1941
De spanningen in bezet Amsterdam namen toe. Op 11 februari 1941 gingen knokploegen met NSB'ers en WA'ers naar de Jodenbuurt, waar zij slaags raakten met Joodse en anti-Duitse knokploegen. De NSB'er Hendrik Koot overleed na de vechtpartij aan de gevolgen van zijn verwondingen. In de dagen die volgden waren er nog meer kleine opstootjes. Een paar Duitse agenten raakten gewond doordat zij bespoten werden met ammoniak. De Duitse bezetter wilde represailles voor deze gebeurtenissen.
Op 22 februari zette Duitse militairen het J.D. Meijerplein en het Waterlooplein af. Joodse mannen en jongens werden opgepakt. De volgende dag werden er nog meer joden opgepakt. In totaal werden 389 joodse mannen en jongens opgepakt en gedeporteerd naar Mauthausen. Slechts twee keerden terug: Gerrit Blom en Max Nebig.
Februaristaking
25 februari 1941
Als protest tegen de razzia en de anti-joodse maatregelen gingen Amsterdamse arbeiders in staking. De staking begon op de ochtend van 25 februari bij de tram. Doordat de trams niet reden, werd snel duidelijk dat er gestaakt werd. De staking breidde zich uit over de hele stad. De volgende dag verspreidde de staking zich ook naar de Zaanstreek, Haarlem en Hilversum. De Duitse bezetter sloeg de staking hardhandig neer: er vielen negen doden, 24 zwaargewonden en veel stakers werden gearresteerd. Sommige ambtenaren werden wegens deelname aan de staking ontslagen en de Amsterdamse burgemeester De Vlugt werd vervangen.
Het standbeeld op de foto, De Dokwerker, werd in 1952 onthuld ter herinnering aan de Februaristaking.
Prikkeldraad op de Nieuwmarkt
maart 1941
De Nieuwmarkt lag midden in de Amsterdamse Jodenbuurt. Na de Februaristaking werd het plein afgezet met prikkeldraad. Vermoedelijk werd de versperring in mei 1941 weer verwijderd. Tijdens de oorlog werd de Nieuwmarkt gebruikt als verzamelplaats. De Duitsers brachten daar de joden uit de Jodenbuurt bijeen, voor ze gedeporteerd werden.
Jehova's getuigen
16 maart 1941
Niet alleen joden, Sinti en Roma werden door de nazi's vervolgd. Ook de Jehova's getuigen behoorden tot de groepen die de nazi's vervolgden. Dit proces-verbaal van de politie gaat over illegale pamfletten die door Jehova's getuigen waren aangeplakt op twee lantaarnpalen. De pamfletten bevatten Bijbelteksten als: 'Gods getuigen te vervolgen, is een misdaad' en 'Gerechtigheid overwint! Fascisme en Godsdienst zullen vergaan'. De politie probeerde anti-Duitse pamfletten zo veel mogelijk te verwijderen en de daders te bestraffen.
WA optocht in de Willemsstraat
20 april 1941
Op 20 april 1941 vierde Hitler zijn 52e verjaardag. Ten ere van dit jubileum hield de Weerbaarheidsafdeling (WA) van de NSB een optocht. De mannen lopen hier door de Willemsstraat, gezien richting de Lijnbaansgracht.
De Weerbaarheidsafdeling was de geüniformeerde ordedienst en knokploeg van de NSB.
Vragenlijstje voor stakers
21 april 1941
Na de Februaristaking probeerde de bezetter de stakers in beeld te brengen en te straffen. De staking was bij de tram begonnen. Trams die toch uit wilden rijden, werden tegengehouden. Op 21 april 1941 kreeg al het trampersoneel een vragenlijst over de staking. Wie gestaakt had, werd gestraft: er werd gekort op hun salaris. Als een medewerker ook anderen had aangemoedigd te gaan staken, dan volgde ontslag.
Zwembaden en parken voor Joden verboden
31 mei 1941
Het leven van joodse burgers werd steeds verder ingeperkt:
15 mei 1941: Joden mochten niet langer meer in orkesten spelen.
31 mei 1941: Joden mochten in bepaalde toeristen- en badplaatsen geen kamers meer huren. Zwembaden en openbare parken werden voor joden verboden.
Op de foto het Amsterdamse Vondelpark. Ook dit park mocht niet meer bezocht worden door joden.
Werken in Duitsland
1942
Tijdens de Tweede Wereldoorlog groeide in Duitsland het tekort aan arbeiders. Daarom probeerden de Duitsers jonge, sterke Nederlanders in Duitsland te laten werken. Vanaf 1943 werden mannen tussen de 18 en de 35 verplicht zich aan te melden voor de arbeidsinzet in Duitsland. Een jaar later werden de leeftijdsgrenzen aangepast, nu moesten mannen tussen de 17 en 40 zich melden. In totaal hebben ongeveer 500.000 Nederlandse mannen tijdens de oorlog in Duitsland gewerkt.
Wie in Duitsland moest werken, moest op het stadhuis een paspoort aanvragen. De gegevens van de aanvrager werden, inclusief een foto, op een kaartje genoteerd. De paspoortaanvragen zijn bewaard gebleven, zo ook deze aanvraag van Jan Grosmann, wonende in de Nieuwe Uilenburgerstraat 28-III, midden in de Jodenbuurt. Eind 1942 ging Grosmann in Duitsland werken, in de laatste week van februari 1943 was hij alweer terug in Nederland. Het loon dat Grosmann in Duitsland kreeg, stuurde hij aan zijn vrouw en kinderen die in Amsterdam waren achtergebleven.
Overwegend joods - overwegend niet-joods
10 januari 1942
Deze kaart, gemaakt in 1942, toont de stad Amsterdam. De rode kleur betekent dat straat overwegend joods was, groen betekent overwegend niet-joods. De nummers die op de kaart staan zijn tramhaltes. Mogelijk staan deze op de kaart in verband met het vervoeren van joden naar bijvoorbeeld de Hollandsche Schouwburg.
Diamantroof
17 april 1942
Op 16 en 17 april 1942 werden Amsterdamse - vooral joodse - diamanthandelaren beroofd van hun diamanten. Op 16 april werden de handelaren door de Duitse bezetter gedwongen hun diamantvoorraad à 71.500 karaat in te leveren. Op 17 april hield de Crisis Controledienst onder leiding van de rechercheur Willem Klarenbeek vervolgens een controle in de diamantbeurs. De diamantairs werden op grove en vernederende wijze gefouilleerd en gecontroleerd op eventueel achtergehouden diamanten. Ook persoonlijke sieraden werden afgepakt, dasspelden bijvoorbeeld werden ter plekke uit de das gehaald.
23.800 karaat aan diamant is nooit teruggekomen naar Amsterdam. Een deel van de diamanten, die wel zijn gerecupereerd, waren in een mijn beland in het Duitse Thüringen. Deze werden in augustus 1947 teruggebracht naar Amsterdam, door een Amerikaanse legercolonne.
Afbeelding 1: Deze foto is gemaakt door Bart de Kok, een NSB'er die wel vaker foto's maakte voor de Duitsers. Vaak met propagandadoeleinden en een antisemitische insteek. Hier wordt een diamanthandelaar gefouilleerd.
Afbeelding 2: Deze foto is ook gemaakt door Bart de Kok. Dit is een foto van de in beslag genomen sieraden.
Afbeelding 3: Op deze foto is te zien dat een deel van de diamanten, in augustus 1947, terug wordt gebracht naar Amsterdam.
Bezoek Heinrich Himmler
18 mei 1942
Op 18 mei 1942 bracht Heinrich Himmler een bezoek aan Amsterdam. Himmler was een Duitse nationaalsocialistische politicus en de leider van de SS (Schutzstaffel), de Duitse Zwarthemden. Zijn bezoek aan de stad stond vooral in het teken van de voorbereiding van de concentratiekampen.
Op deze foto is te zien hoe Himmler op het Museumplein zowel Duitse als Nederlandse politieagenten toespreekt. Destijds was het Museumplein het hart van het Duitse onderdrukkingsapparaat. Zo waren in de panden rondom het plein onder meer de leiding van het Duitse leger en de politie gevestigd. Ook de hoogste Duitser in Amsterdam, Hans Böhmcker, opereerde vanuit een van de gebouwen aan het Museumplein.
Ter verdediging van deze Duitse instellingen werden op het Museumplein betonnen bunkers en prikkeldraadversperringen aangelegd. Voor gewone Amsterdammers was het plein tijdens de bezetting hierdoor verboden terrein geworden.
Op de tweede afbeelding zie je een tekening van het Museumplein uit 1949. Hierop is te zien dat na de oorlog de bunkers en resten prikkeldraad nog aanwezig waren. Pas in 1953 werden de bunkers op het Museumplein opgeblazen en werd het plein heringericht.
De Amsterdamse Duivenbrigade
1 juni 1942
Vanaf juni 1940 hield de Duitse bezetter toezicht op de Amsterdamse duiven met de zogenaamde Duivenbrigade. Tussen 1940 en 1942 registreerde de brigade 32.709 duiven in de stad. Alle duiven moesten in de hokken blijven, losvliegende duiven moesten worden ingeleverd bij de burgemeester.
Vanaf 1942 werden de maatregelen strenger: alle Amsterdamse duiven moesten worden afgemaakt. De Duitsers waren bang dat de duiven als illegale postduiven ingezet werden. De afgehakte, geringde pootjes dienden als bewijs dat de duiven geslacht waren. Uit de jaren 1943-1944 is een register bewaard gebleven waarin per dag staat opgetekend op welke punten in de stad nog losvliegende duiven werden aangetroffen. Aan de Minervalaan, bijvoorbeeld, werden op een goede dag nog tweehonderd stuks gesignaleerd: 'deze huizen op de daken der huizen en onder den dakgoten der huizen…'.
Bekijk ook de vlog over deze duiven.
Dr. Arthur Seyss-Inquart: de baas van bezet Nederland
13 december 1942
Nadat het Nederlandse leger op 15 mei 1940 capituleerde werd Nederland bezet en vluchtte de regering en de koningin naar Londen. De Oostenrijkse jurist en nazi Arthur Seyss-Inquart werd op 29 mei benoemd tot Rijkscommissaris van Nederland. Hij was nu de baas van Nederland.
Deze foto is genomen bij een viering van het elfjarige bestaan van de NSB. Seyss-Inquart, links op de foto, inspecteert een erewacht van Nederlandse SS'ers in de Jan Willem Brouwersstraat.
Herdenking elfjarig bestaan NSB
13 december 1942
In 1942 bestond de NSB elf jaar. Dit jubileum werd gevierd met een bijeenkomst in het Concertgebouw. Op deze foto wordt net een toespraak gehouden. Formaties van de Nationale Jeugdstorm, de SS en de WA staan opgesteld op het podium, met standaarden en vaandels.
Verzet
1943
Direct na het begin van de oorlog waren er mensen die in verzet kwamen tegen de Duitsers en de bezetting. In verzet komen kon op vele manieren, bijvoorbeeld door het maken van illegale kranten of spotprenten, het helpen van onderduikers, het vervalsen van persoonsbewijzen en voedselbonnen en nog veel meer. In Nederland waren verschillende verzetsgroepen en -strijders, die allerlei acties opzetten, met wisselend succes. Tijdens de eerste vier jaar van de oorlog waren er in Nederland zo'n 25.000 verzetsstrijders actief. In de laatste acht maanden van de oorlog groeide dit aantal naar 45.000. In totaal was ongeveer een half procent van de Nederlandse bevolking lid van min of meer georganiseerde verzetsgroepen. Een iets groter aantal mensen verleende hand- en spandiensten aan de verzetsgroepen, maar dit aantal is lastig in te schatten.
Het verzet was voor de Duitsers natuurlijk een doorn in het oog. Er werd zo veel mogelijk geprobeerd verzetsstrijders op te pakken en verzetsgroepen op te rollen. De SD, de Duitse Sicherheitsdienst, probeerde in beeld te brengen welke Nederlanders actief waren in het verzet. Deze foto is in opdracht van de SD gemaakt. Te zien zijn de verzetslieden Johannes Michaël Hendrik van Mierlo, Joihannes de Groot, Marianne Helen van den Brink, Reina Prinsen Geerligs en Gerrit Jan van der Veen.
Winterhulp Nederland
1943
Tijdens de Duitse bezetting van Nederland was de Oostenrijkse jurist en nazi Arthur Seyss-Inquart de baas van Nederland. In oktober 1940 richtte hij naar Duits voorbeeld 'Winterhulp Nederland' op. De Duitse bezetters hoopten dat de Nederlandse bevolking hierdoor een goede indruk van de Duitsers zou krijgen.
Winterhulp Nederland was een liefdadigheidsinstelling, die aan arme Amsterdammers voedsel en kleding verschafte. Hierbij werden echter wel gezinnen met nationaalsocialistische sympathieën bevoordeeld. Mensen die op het naziregime kritiek uitten of joods waren, konden daarentegen niet op steun rekenen.
Het doel van Winterhulp Nederland was het vervangen van bestaande hulporganisaties en sociale instellingen. De inkomsten ontvingen zij vooral uit loterijen en collectes. Op de eerste en tweede afbeelding zijn affiches van Winterhulp Nederland te zien. Hiermee probeerden de Duitsers Nederlanders over te halen om geld te doneren aan de Winterhulp collecte. Destijds was Winterhulp Nederland nog de enige collecte die bestond. Alle andere goede doelen waren namelijk verboden. De collectes leverden echter vrij weinig op. Veel Nederlanders maakten hun anti-Duitse gevoelens namelijk kenbaar door geen geld te doneren.
Aanslag op het bevolkingsregister
28 maart 1943
De bevolkingsadministratie in Nederland was erg grondig en compleet. Van alles werd geregistreerd: naam, geboortedatum, woonplaats, beroep, godsdienst etc. Voor de Duitse bezetter waren deze gegevens een waardevolle informatiebron. Om de Duitse administratie te saboteren, pleegde een verzetsgroep onder leiding van beeldhouwer Gerrit van der Veen en schilder-schrijver Willem Arondéus op 27 maart 1943 een aanslag op het bevolkingsregister, gevestigd aan de Plantage Kerklaan. Verkleed als politiemannen schakelden de verzetslieden de bewaking uit. De bakken met registratiekaarten werden leeggegooid en overgoten met brandbare middelen. De boel werd in de hens gestoken. Een deel van de brandweerlieden was solidair: zij richtten bewust grote waterschade aan tijdens het blussen.
Na de brandstichting loofde de Duitse bezetter een hoge beloning uit voor tips over de aanslagplegers. Binnen een week werden de meesten van hen verraden. Willem Arondéus en elf anderen werden op 2 juli 1943 gefusilleerd. Gerrit van der Veen ontkwam, maar werd na een mislukte aanslag op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans opgepakt op 1 mei 1944. Ongeveer een maand later werd Gerrit gefusilleerd.
Op de tweede foto zie je een collage van alle portretten van de aanslagplegers, uit het archief van de politie. Klik op deze link voor alle namen.
Razzia in de Uiterwaardenstraat
20 juni 1943
Vanaf 1942 begonnen de stelselmatige deportatie van Nederlandse joden naar concentratie- en vernietigingskampen in het oosten van Europa. In de loop van 1943 waren haast alle joden weggevoerd of ondergedoken. Op zondag 20 juni 1943 vond in Amsterdam-Zuid en in een deel van Amsterdam-Oost een grote razzia plaats op de laatste overgebleven joden. Straten werden afgesloten en militairen vielen de huizen binnen om de joden op te pakken. Op deze foto is een groep opgepakte joden te zien in de Uiterwaardenstraat, hoek Gaaspstraat, gezien vanuit het woonhuis van de fotograaf op nummer 59.
In totaal werden bij de razzia op 20 juni 1943 nog zesduizend joden opgepakt. Ze werden allemaal naar Westerbork getransporteerd. De enige joden die nu nog in Amsterdam mochten blijven waren honderd werknemers van de Joodse Raad en gemengd gehuwden. Bij de laatste razzia van oktober 1943 werden nog eens tienduizend mensen opgepakt, waaronder ook de leden van de Joodse Raad.
Jodenster
10 september 1943
Vanaf 3 mei 1942 werden alle joden verplicht een Jodenster te dragen. De ster diende zichtbaar op de kleding bevestigd te zijn. Volgens dit bericht van de Staatspolitie, geschreven op 10 september 1943, had een kleine groep recht op vrijstelling van het dragen van een ster: buitenlandse joden uit neutrale landen, joden die met niet-joden getrouwd waren en oud-leden van de NSB. De 'J' op de persoonsbewijzen van deze joden kreeg een rode rand. De andere anti-Joodse maatregelen golden echter wel voor deze joden.
Schuilkelders
1 januari 1944
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vonden er veel luchtgevechten en bombardementen plaats, soms ook boven Amsterdam. Er werden speciale schuilkelders aangelegd waar de bevolking in het geval van een luchtaanval kon schuilen. Deze richtingaanwijzer, bevestigd aan de Noorderkerk, wijst naar zo'n schuilplaats. In totaal waren er in Amsterdam 234 schuilkelders.
Dagboek Abbing
17 september 1944
De schilder en glazenier Frederik Hendrik Abbing hield tussen 1932 en 1950 een dagboek bij. Daarin schreef hij eerst vooral over zijn werk. In de oorlogsjaren begon hij steeds meer te beschrijven wat er rondom hem gebeurde. Hij wilde verslag doen van die onrustige wereld zodat zijn kinderen en kleinkinderen zouden begrijpen dat het niet vanzelfsprekend was dat zij het goed hadden.
Naar eigen zeggen begon Abbing zijn dagboek te schrijven om zich op latere leeftijd zijn leven beter te kunnen herinneren. In het dagboek werd de voortdurende strijd die Abbing voelde tussen wat hij wilde (een vrije en gewaardeerde schilder zijn) en wat hij moest doen om in zijn levensonderhoud te voorzien (commerciële opdrachten aannemen) een belangrijk thema.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog probeerde Abbing zich aanvankelijk nog geheel op z’n werk te concentreren, maar het lukte hem niet om de oorlog buiten de deur te houden. Naarmate de verschrikkingen van de oorlog toenamen en hem persoonlijk raakten veranderde het karakter van de dagelijkse aantekeningen. Het werk verdween naar de achtergrond. Het ging niet langer om hemzelf en zijn werk maar om verslag te doen van een onrustige wereld zodat ‘mijn kinderen en kindskinderen goed zullen begrijpen dat het niet vanzelf spreekt dat zij het goed hebben’.
Spoorwegstaking
17 september 1944
De Nationale Spoorwegen (NS) reden erg stipt tijdens de oorlog. Het grootste deel van het personeel van de NS werkte mee aan de belangen van de Duitse bezetter. Het vervoeren van joden, Sinti en Roma en politiek gevangenen naar Westerbork, het vervoeren van Nederlandse arbeidskrachten en kapitaalgoederen ten behoeve van de Duitse industrie en de verplaatsing van Duitse troepen en wapens binnen Nederland werd door de NS uitgevoerd.
Op 17 september 1944 riep Radio Oranje de NS op te staken. In tegenstelling tot eerdere oproepen, werd aan deze oproep wel gehoor gegeven. Tot aan de bevrijding in mei 1945 legde de NS het werk neer. Of de staking succesvol was, is een punt van discussie. Tien dagen nadat de NS het werk neerlegden, hadden de Duitsers hun eigen vervoer alweer op orde. Tijdens de Hongerwinter had dit grote gevolgen. Toen de rivieren en kanalen dichtvroren, waardoor de binnenvaartschepen niet meer konden uitvaren, werd de voedselsituatie in het Westen ernstig. Het feit dat de treinen niet reden, verergerde de situatie. Toch wilde de regering in Londen de staking doorzetten.
Dit affiche werd door tegenstanders van de Spoorwegstaking uitgegeven, en toont kort de gevolgen. Onder de gevolgen heeft iemand met rood potlood geschreven 'geen moffen', in de hoop dat de staking zou bijdragen aan een snel einde van de oorlog.
Duitse propaganda
1 december 1944
Deze propagandaposter werd uitgegeven door de Duitse bezetter, na het uitbreken van de Spoorwegstaking. De boodschap is duidelijk: de staking zou ten kosten gaan van het eigen volk.
Hongerwinter
1945
In de herfst van 1944 werd Nederland beneden de rivieren bevrijd. De gebieden boven de rivieren stonden een koude winter te wachten, die ook wel bekend staat als de hongerwinter. Er was grote voedsel- en brandstofschaarste. In de grote steden ontstond hongersnood. Zo'n 20 000 mensen kwamen om door de honger en kou.
Op de foto is Wiggert de Liefde te zien, eigenaar van een bloemenzaak in de Eerste Helmerstraat. Hij haalt blokjes hout tussen de tramrails weg, om te gebruiken als brandstof. Ook leegstaande huizen werden ontdaan van alles wat brandbaar was. Zelfs de bomen in het Vondelpark werden geveld om als brandstof te gebruiken.
Op zoek naar brandstof
januari 1945
Hongerwinter
Tijdens de laatste oorlogswinter waren er veel tekorten. Niet alleen voedsel was schaars, er was ook een gebrek aan brandstof. Amsterdammers deden van alles om brandstof te vinden: bomen werden omgehakt, leegstaande huizen werden beroofd van alles dat brandbaar was en de houten blokjes onder de tramrails werden gestolen. Op deze foto is een vrouw met een schep en zeef op zoek naar stukjes houtskool in het puin.
De Ondergedoken Camera
Deze foto is genomen door Ad Windig, lid van De Ondergedoken Camera, een groep Nederlandse fotografen die tijdens de oorlog verzetswerk deed door de Duitse bezetting zo goed mogelijk te documenteren. Ondanks het ontbreken van materiaal en beperkte elektriciteitsvoorziening, werden veel gebeurtenissen tijdens de oorlog door de groep vastgelegd.
Stamppot Tulpenbol
10 januari 1945
In de herfst van 1944 werd Nederland beneden de rivieren bevrijd. De gebieden boven de rivieren stonden een koude en lange winter te wachten, die bekend staat als de hongerwinter. Op het platteland was redelijk veel inbeslagname van voedsel en door geallieerde beschietingen van vrachtauto's en binnenvaartschepen bereikte het voedsel de stad nauwelijks tot niet. Veel Amsterdammers gingen op zogenaamde hongertochten naar het platteland, op zoek naar eten. Ook werden er in deze tijd suikerbieten en tulpenbollen gegeten. De export van bollen lag stil, waardoor kwekers de bollen als voedsel gingen verkopen. De Bijenkorf deelde tijdens de Hongerwinter recepten uit voor de bereiding van tulpenbollen.
Het Huis van Bewaring
6 mei 1945
Tijdens de Duitse bezetting werden politieke gevangenen in Amsterdam opgesloten in een speciaal gebouw, het Huis van Bewaring. Vanaf hier werden velen naar gevangenissen of concentratiekampen weggevoerd. Daarnaast werden sommigen afgevoerd naar plekken, waar zij vrijwel direct werden vermoord.
In totaal hebben er zo’n 20.000 tot 30.000 Amsterdammers in het Huis van Bewaring gevangen gezeten. Zo was ook Anne Frank hier in augustus 1944 samen met haar familie vastgezet voordat zij werd gedeporteerd.
Na de capitulatie van de Duitse bezetter op 5 mei 1945 trokken vele Amsterdammers op zondagochtend 6 mei hoopvol naar het Huis van Bewaring. Zij hoopten dat hun vrienden, familieleden of kennissen zouden worden vrijgelaten. Hierbij schreeuwden zij onder andere: 'In naam van Oranje, doe open de poort!'. De dag ervoor waren namelijk ook al enkele gevangenen vrijgelaten.
Omstreeks 10:30 uur werden meer gevangenen vrijgelaten uit het Huis van Bewaring. Op deze foto is te zien dat enkele gevangenen het gebouw verlaten.
De eerste Canadezen in Amsterdam
7 mei 1945
Op 5 mei 1945 capituleerde het Duitse leger in Nederland. De eerste Canadese verkenningseenheid was op 7 mei kort in Amsterdam en de volgende dag begonnen de troepen Amsterdam binnen te trekken.
Op 9 mei volgde de officiële intocht van de bevrijders. Voor de Amsterdammers, uitgeput na vijf jaar oorlog en de Hongerwinter, een euforisch en onvergetelijk moment.
Deze (geluidloze) film toont onder meer de Nassaukade bij de Overtoom, het Spui en het Koningsplein. Ook zijn er opnamen van een geïmproviseerd monument op de Apollolaan, waar op 24 oktober 1944 als vergelding voor een verzetsaanslag 29 gevangenen door de Duitsers waren gefusilleerd.
De Vliegende Hollander
10 mei 1945
Tijdens de Duitse bezetting controleerden de Duitsers al vanaf 15 mei 1940 de Nederlandse pers. De Duitsers konden zo bepalen wat er wel en niet in de kranten verscheen. Hierdoor werd alleen nog het verhaal van de Duitse bezetter verteld. De Nederlandse media stond dus onder censuur. Vanaf mei 1943 waren bovendien radio’s verboden.
Vanwege deze censuur zocht men naar alternatieven. Zo maakte men veel gebruik van de verspreiding van strooibiljetten door bommenwerpers vanuit de lucht. Door geallieerde vliegtuigen werd tussen 22 mei 1943 en 10 mei 1945 het nieuwsblad De Vliegende Hollander illegaal boven Nederland rondgestrooid. Op deze manier werden de inwoners in het bezette gebied over het verloop van de oorlog geïnformeerd. In totaal zijn er zo’n 30 miljoen exemplaren van het blad verspreid.
De redactie van deze krant werd verzorgd door medewerkers van Radio Oranje. Radio Oranje was een radioprogramma van de Nederlandse regering dat vanuit Londen werd uitgezonden. Hierin sprak de toenmalige Koningin Wilhelmina het Nederlandse volk verschillende keren toe om hen moed in te spreken. Tijdens de Duitse bezetting woonde zij namelijk tijdelijk in het Verenigd Koninkrijk.
Op de eerste afbeelding zie je de voorpagina van de laatste uitgave van De Vliegende Hollander van 10 mei 1945 met de kop 'Duitsland capituleert.' Daarnaast is op de tweede afbeelding het document voor de Duitse overgave van Nederland te zien, dat op 5 mei 1945 in Wageningen door de Duitsers en de geallieerden werd ondertekend. Op de vierde pagina werd echter nog benadrukt dat ondanks het ‘staak het vuren’ in Nederland, Nederlands-Indië nog niet bevrijd was en de oorlog tegen de As-mogendheden in Japan moest worden voortgezet.
Rapenburgerstraat juni 1945
juni 1945
Na de oorlog was de stad op sommige plekken onherkenbaar veranderd. Met name straten waar veel joden hadden gewoond waren vernield. De straten, waarvan de bewoners veelal gedeporteerd of ondergedoken waren, kregen het zwaar te verduren in de laatste oorlogswinter. Veel huizen werden vernield. Op zoek naar brandstof werden hout en meubels uit de huizen geroofd. Een deel van de huizen was in dusdanig slechte staat dat ze direct na de oorlog of in de jaren die volgden werden gesloopt.
De straat op de foto is de Rapenburgerstraat. Op 1 januari 1940 telde de straat 1242 bewoners, van wie 1165 joods waren. Slechts 119 van hen overleefden de oorlog.
De Vliegende Hollander helpt Indië bevrijden
juni 1945
In mei 1945 was heel Nederland bevrijd van de Duitse bezetting. De toenmalige Nederlandse kolonie Nederlands-Indië was destijds echter nog bezet door Japan.
Aan de hand van affiches werden Nederlanders aangespoord om in dienst te treden bij de luchtstrijdkrachten en de Japanners te verdrijven. Op deze afbeelding is zo’n affiche te zien. Hierop staat het opschrift 'De Vliegende Hollander helpt Indië bevrijden.'
Terugkeer
23 juni 1945
Op 4 mei 1945 tekende de Duitse bezetter in Nederland de onvoorwaardelijke overgave. Nederland boven de rivieren was nu ook bevrijd! Hoewel... een paar plekken bleven langer bezet. Op Texel bleef de bezetter aanwezig tot 20 mei, op Schiermonnikoog zelfs tot 11 juni.
Na de bevrijding van Nederland konden de ondergedoken joden weer opduiken. Circa 16.000 joodse onderduikers overleefden de oorlog. Ook kwam de repatriëring van Nederlanders die in de concentratiekampen hadden gezeten of voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland waren gestuurd op gang. Het aantal joden dat terugkeerde uit de kampen was minimaal. Van de 107.000 gedeporteerden vanuit Westerbork keerden er slechts 5000 terug.
Ook 10.000 gemengd gehuwden, 3000 door de Duitsers als ‘Halfjoden’ aangemerkte personen, 3000 joden die Nederland wisten te ontvluchten naar neutraal gebied en de 900 joden die ten tijde van de bevrijding in Westerbork verbleven overleefden de oorlog. Het aantal joden in Nederland toen de repatriëring ten einde was bedroeg ongeveer 36.000. Dit aantal bedraagt echter een grove schatting en is geen exact getal.
Op deze foto zie je de controle op politieke antecedenten van uit Duitsland teruggekeerde Nederlanders op het Centraal Station.
Bevrijdingsfeesten
juli 1945
Op 8 mei won de vreugde het van de angst. Engelse en Canadese pantserwagens beladen met feestvierders doorkruisten de stad.
De tanks en jeeps waren zo beladen met juichende Amsterdammers en wapperende vlaggen dat ongelukken dreigden. Dat het niet om een echte intocht ging, maar de Engelse en Canadese troepen alleen de stad doortrokken op weg naar Haarlem, mocht de pret niet drukken. Een vaste route volgden ze niet, ze reden kriskras door de stad, door de Apollolaan, de Amstellaan, de Poststraat (voorheen Mozes en Aäronstraat). Sommigen passeerden de Dam, waar nog steeds Duitse militairen de Grote Club bemanden en ogenschijnlijk kalm de feestvierders observeerden.
Bang was Amsterdam echter niet meer. Landverraders werden gearresteerd, de ontwapening van de Duitsers was in volle gang. Ze mochten zich niet meer individueel op straat vertonen en werden geconcentreerd op een paar plekken in de stad. De bevrijding was nu echt een feit, maar het leed nog lang niet geleden. Voor een officieel bevrijdingsfeest werd het nog te vroeg gevonden. De stad was een puinhoop, overal was gebrek aan, het verdriet en de onzekerheid over doden en vermisten was te groot. Eind juni zou het pas zo ver zijn. Drie dagen lang bruiste Amsterdam toen van de festiviteiten, die werden afgesloten met een lange parade door de binnenstad.
Op de foto zie je een bevrijdingsfeest met kermis op de Willem de Zwijgerlaan.
Amsterdam helpt Arnhem
juli 1945
Na de bevrijding van Nederland werd duidelijk dat grote delen van Noord-Brabant, Zeeland, Limburg en Gelderland heel hard door de oorlog waren getroffen. Vooral in het laatste oorlogsjaar waren er zeer grote verwoestingen. Zo was de Gelderse stad Arnhem grotendeels vernietigd.
In Amsterdam werd daarom de hulpactie 'Amsterdam Helpt Arnhem' opgezet. Op de eerste afbeelding is een affiche voor deze hulpactie te zien. In de hele stad werden verschillende inzamelingsacties georganiseerd.
Tijdens deze hulpactie werden er diverse goederen voor de getroffen inwoners ingezameld. Ook verschillende sportverenigingen haalden goederen op. Op de tweede afbeelding is een lijst te zien van enkele ingezamelde sportattributen, zoals een paar schaatsen, een badpak en twee hockeysticks.
Uit onder andere dit document blijkt dat er destijds niet zo heel veel goederen werden ingezameld. Dit was echter niet erg vreemd, omdat er ook in Amsterdam na de Hongerwinter grote tekorten waren ontstaan. Desalniettemin was de inzamelingsactie een succes, met name voor goederen voor dagelijks gebruik.

De Nationaalsocialistische Beweging

Vreemdelingenkaart Helga Gronowski

Luchtbescherming te Amsterdam

Intocht van de Duitse bezetter

Politierapport 16 mei 1940: zelfmoord aan het begin van de oorlog

Ariërverklaring

Zoeklichten boven het Meerhuizenplein

Joden niet gewenscht

Deportaties

Eenpansmaaltijden

Knokploegen in de Jodenbuurt

Instelling Joodse Raad

De razzia's van 22 en 23 februari 1941

Eerste razzia's in Amsterdam

Februaristaking

Prikkeldraad op de Nieuwmarkt

Jehova's getuigen

WA optocht in de Willemsstraat

Vragenlijstje voor stakers

Zwembaden en parken voor Joden verboden

Werken in Duitsland

Overwegend joods - overwegend niet-joods

Diamantroof

Bezoek Heinrich Himmler

De Amsterdamse Duivenbrigade

Dr. Arthur Seyss-Inquart: de baas van bezet Nederland

Herdenking elfjarig bestaan NSB

Verzet

Winterhulp Nederland

Aanslag op het bevolkingsregister

Razzia in de Uiterwaardenstraat

Jodenster

Schuilkelders

Dagboek Abbing

Spoorwegstaking

Duitse propaganda

Hongerwinter

Op zoek naar brandstof

Stamppot Tulpenbol

Het Huis van Bewaring

De eerste Canadezen in Amsterdam

De Vliegende Hollander

Rapenburgerstraat juni 1945

De Vliegende Hollander helpt Indië bevrijden

Terugkeer

Bevrijdingsfeesten

Amsterdam helpt Arnhem
Overzicht van bron(nen) op de kaart