In de zestiende en zeventiende eeuw behoorde de familie De Flines tot de elite van Amsterdam. Zij hadden destijds namelijk als een van de eersten een zijde- en lakenweverij in de stad opgericht. In de zeventiende eeuw werd de zijdelakenfabricage een bloeiende industrie, die de familie veel welstand en aanzien bracht.
De familie De Flines maakte hierdoor deel uit van de economische bovenlaag van de stad en kon zich dan ook een overvloedige levensstijl veroorloven. Dit uitte zich onder andere in hun grote grachtenpanden en in de manier waarop zij zich lieten vastleggen op portretten, zoals te zien is op de eerste afbeelding.
De wortels van deze familie lagen echter niet in Nederland, maar in Frankrijk. Als geloofsvluchteling was Guillebert de Flines namelijk in 1584 naar Amsterdam gekomen. Hij verliet in 1566 onder invloed van de Reformatie de katholieke kerk in het Noord-Franse dorpje Wattrelos, en sloot zich aan bij de wederdopers.
Wederdopers waren gelovigen die zich in de zestiende eeuw afscheidden van de officiële Kerk. Deze wederdopers lieten zich opnieuw dopen wanneer zij de leeftijd bereikt hadden om goed en kwaad van elkaar te onderscheiden. Daarnaast streefden zij naar een Godsrijk op aarde, waar alle bezittingen gedeeld zouden worden.
Na de Beeldenstorm in 1566 werden andersdenkenden, zoals de wederdopers, vaak streng vervolgd. Ook Guillebert de Flines was hierdoor genoodzaakt om Frankrijk te verlaten. Hij vertrok hierna naar Antwerpen, waar hij zijn echtgenote leerde kennen en hun eerste kinderen werden geboren. Net als voor veel andere geloofsvluchtelingen werd de Noordelijke Nederlanden de definitieve eindbestemming van de familie De Flines. Op de tweede afbeelding is het familiewapen van de Familie De Flines afgebeeld.