Wel te pas
Begin 1631 investeerde Rembrandt in Leiden, samen met 99 anderen, in een tontine. Dit was een financiële constructie waarbij een groep deelnemers geld in een fonds stak, dat vervolgens gebruikt werd voor lucratieve beleggingen. Als een van de investeerders stierf, kwam zijn deel van het dividend toe aan de anderen, net zo lang tot er nog maar een van hen over was, die alles kreeg. In maart 1631 hadden notarissen bevestigd dat alle inschrijvers van de Leidse tontine nog leefden.
Een jaar later volgde weer een controle. Notaris Jacob van Zwieten kwam op 26 juli 1632 kijken of Rembrandt nog in leven was. Hij constateerde dat de schilder 'wel te pas' – goed gezond – was. De notaris trof Rembrandt aan in het huis van de kunsthandelaar Hendrick van Uylenburgh, aan de huidige Jodenbreestraat, op de hoek met de Zwanenburgwal. Bij hem woonde de schilder op dat moment in. Hendrick van Uylenburgh handelde niet alleen in oude kunstwerken, hij had ook een werkplaats aan huis waar schilderijen en prenten werden geproduceerd voor de verkoop. Rembrandt was vier jaar lang het hoofd van dat atelier.
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.