Amsterdam
Bron

Boedelafstand

Nadat Rembrandt op 14 juli 1656 bij de Staten-Generaal een boedelafstand – een soort beschermd faillissement – had aangevraagd, moest hij al zijn bezittingen overdragen aan de commissarissen van de Desolate Boedelkamer. Die zouden alles verkopen om met de opbrengst een regeling te treffen met zijn schuldeisers. Daarom lieten zij op 25 en 26 juli een inventaris opmaken van alles wat Rembrandt in huis had.

Van kamer naar kamer

De klerken van de Desolate Boedelkamer liepen van kamer naar kamer, terwijl ze alles wat ze zagen op een lijst zetten. Ze begonnen in het voorhuis en de zijkamer en eindigden in de gang. De inventaris geeft een indruk van hoe Rembrandt woonde en werkte. Zo had de schilder een ‘kunstkamer’, en een groot én een klein atelier.

Collectie

Overal in het huis hingen, stonden en lagen kunstwerken. Rembrandt had een half jaar eerder zelf al veel laten veilen, dus eigenlijk was dit nog maar een deel van zijn collectie. Er waren schilderijen, prenten en tekeningen van Rembrandt zelf, maar ook van collega’s, die hij gebruikte als studiemateriaal en om te verhandelen. Er stonden beelden en wat boeken. Verder had Rembrandt een verzameling helmen, wapens, kleding en andere accessoires die hij als rekwisieten voor zijn schilderijen gebruikte.

Gereedschap

De inventaris noemt geen schildersezels, penselen of verf. Zulk gereedschap, dat nodig was om een beroep te blijven uitoefenen, kon volgens de wet bij een faillissement niet aan de schuldeisers worden toegekend.

Herkomst

Datering

25-07-1656

Organisatie

Stadsarchief Amsterdam


Gerelateerde thema's

Rembrandt

Trefwoorden

Kunst

Beschikbare tools

Overzicht van alle tijdlijnen

Overzicht van alle transcripties

Overzicht van bron(nen) op de kaart

Alle bronnen