Koloniale producten, zoals suiker, koffie, thee en tabak haalde de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) uit Nederlands-Indië om te verkopen op veilingen in Nederland en andere landen. Er werden ook diverse specerijen, zoals nootmuskaat, kaneel en foelie en textiel en indigo (een natuurlijke blauwe kleurstof) verkocht.
Op de eerste afbeelding is een veilingbiljet te zien met beschrijvingen van nootmuskaat, foelie en kruidnagel die op 26 augustus 1874 zijn geveild door de NHM. Voor de prijs van de specerijen werd gekeken naar de kwaliteit. Er werd bijvoorbeeld gelet op hoe grof de nootmuskaat wass gesneden of welke kleur de foelie had.
De NHM hield ook de kwaliteit van suiker uit Nederlands-Indië goed in de gaten voor de veiling. In 1839 voerde de NHM een suikerstandaard in, om aan de hand van de kleur de kwaliteit van rietsuiker te bepalen. Op de derde afbeelding is een kamer te zien in Pakhuis Indië in Amsterdam waar verschillende suikermonsters met elkaar op kleur werden vergeleken.
De Nederlandse overheid verdiende goed aan de koloniale producten uit Nederlands-Indië en later ook Suriname. Er kwam vooral veel geld binnen na de invoering van het cultuurstelsel in 1830. De winsten werden geïnvesteerd in onder andere de infrastructuur in Nederland.