In 1921 was er voor het eerst algemeen kiesrecht: de hele Amsterdamse bevolking boven de 23 jaar mocht naar de stembus. Sommige mensen vroegen zich af of 'het volk' wel een goede keuze zou weten te maken en niet zomaar op iedereen die genoeg kabaal maakte.
Als protest hiertegen richtte een groep anarchisten de Rapaille-Partij op. Als lijsttrekker kozen zij de zwerver Cornelis de Gelder, beter bekend als Hadjememaar. Zijn verkiezingsprogramma bestond uit verlaging van de prijs van jenever, brood en vet, en verwijdering van het urinoir op het Rembrandtplein. De Rapaille-Partij verspreidde flink wat propaganda, zoals deze ansichtkaarten.
Op 7 april 1921 werd Hadjememaar met 13.179 stemmen gekozen in de Amsterdamse gemeenteraad. Voordat hij daarin plaats kon nemen werd hij echter opgepakt wegens openbare dronkenschap. Hij verloor daardoor zijn passief kiesrecht en de gemeenteraad hoefde hem niet toe te laten als lid. Hubertus Zuurbier nam zijn plaats in, maar kreeg weinig voor elkaar.