Achter het Rijksmuseum, op het huidige Museumplein, vond van 1 mei tot eind oktober 1883 de wereldtentoonstelling plaats. Niet alleen Nederland toonde daar zijn koloniale producten. Midden op het terrein stond een enorm hoofdgebouw van ruim 40.000m2 waar 28 deelnemende landen zich aan de bezoekers presenteerden.
Om de Surinaamse tent te bezoeken moesten bezoekers een toeslag van 25 cent betalen. Van 1 mei tot eind oktober waren daar dagelijks van 10 tot half 6 de bewoners van "verschillende menschenrassen van Suriname” te bekijken.
In de tent waren enkele ‘authentieke’ hutten te zien. Op de binnenwand van de tent waren voorstellingen uit Suriname geschilderd, waaronder de Waterkant in Paramaribo en riviergezichten. In het midden van de tent moesten de Surinamers een indruk geven van hoe het dagelijkse leven in de kolonie eruitzag. Het publiek keek toe vanachter een hek.
De twintigjarige Colhee was een van de Inheemse leden van de Surinaamse delegatie. Hij zou niet meer terugkeren naar Suriname, want op zaterdag 21 juli 1883 stierf hij aan een borstkwaal. In aanwezigheid van de anderen werd hij begraven op het rooms-katholieke kerkhof De Liefde. Als oudste van de groep sprak Syntax Bosselman op Colhee’s begrafenis. Helaas is niet overgeleverd wat hij daar precies zei.
In 1883 was het nergens in Amsterdam mogelijk om op Inheemse wijze begraven te worden. In het Herdenkingspark Westgaarde kan dit sinds 2022 wel. Daar is een stuk grond ingewijd waar Inheemsen volgens eigen rituelen afscheid kunnen nemen van dierbaren.
