Onnozel manneke
Dit is een brief aan Claes Bouweszoon in de Catt, apotheker in de stad Amsterdam en gasthuismeester van het Sint Pietersgasthuis van pastoor Wouter Melijszoon, namens de schout en schepenen van Loosdrecht, waarin Melijs Claes verzoekt een arme oude onnozele man, Claes Gerritszoon, in het Sint Pietersgasthuis op te nemen aangezien zij deze man al lange tijd hebben onderhouden. Er wordt aanspraak gedaan op de barmhartigheid van Claes Bouweszoon, omdat de arme Claes Gerritszoon niemand heeft die naar hem omkijkt en hij zijn brood wanneer het kon eerlijk heeft verdiend en hij onnozel tegenover de wereld staat.
Opvang
Claes Gerritszoon had waarschijnlijk een verstandelijke beperking. In middeleeuws Amsterdam werd er pas in 1561 een opvang voor krankzinnigen opgericht, het Dolhuis. Deze brief is geschreven in 1536. Er was dus nog geen plek in de stad die speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking was bedoeld. Claes moest dus opgenomen worden in het St. Pietersgasthuis, omdat hij niet goed in staat was voor zichzelf te zorgen.
Vraag
Wanneer zijn we verantwoordelijk voor een ander?
Klik onderaan de pagina onder het kopje 'Beschikbare tools' op 'Transcripties' om de letterlijke transcriptie van dit document te lezen.