Tot in de jaren ‘20 kookten mensen thuis op een kolenfornuis. Dat was zwaar werk. Het vuur moest de hele dag blijven branden, waardoor vrouwen continu met kolen moest sjouwen. Ook werd alles zwart door het roet dat vrijkwam tijdens de verbranding. In de jaren ‘20 kwamen er gasfornuizen. Die waren veel schoner en makkelijker te gebruiken. Ze werkten op kolengas, een kunstmatig soort gas dat in veel steden werd gebruikt. Op de huishoudschool leerden leerlingen daarom steeds vaker koken op zo’n gasfornuis.
Op deze foto uit 1953 zie je nog een ouderwets kolenfornuis in de hal van de Tweede Openbare Huishoudschool. Toen gasfornuizen populair werden, raakten kolenfornuizen overbodig in de keuken. De school deed dit fornuis niet weg, maar gaf het een nieuwe functie. Het werd niet meer gebruikt om op te koken, maar om leerlingen te leren hoe ze koper moesten poetsen. Bovendien was het fornuis een mooie versiering van de hal.