Op 14 maart 1859 stond deze oproep van het “Dames-Comité ter bevordering van de Evangelie-Verkondiging en Afschaffing der Slavernij in Suriname” in de Rotterdamsche Courant. Geïnspireerd door haar jeugd die ze in Brazilië doorbracht, waar ze de gruwelijkheden van slavernij had gezien, en de Britse Anti-Slavery Society richtte Anna Bergendahl in 1856 dit Dames-Comité in Amsterdam op.
Ze hielden zich bezig met geld inzamelen om tot slaafgemaakte mensen in Suriname vrij te kunnen kopen. Zoals te lezen is in het bericht, werden er op een jaarlijks evenement loten verkocht en spullen geveild. De twaalf dames die bij dit comité betrokken waren, maakten zelf ook handwerken die verkocht werden. In zeven jaar tijd wist het comité 12,000 gulden in te zamelen, vandaag de dag is dat ongeveer 125,000 euro. Van dit geld konden ze zo’n 50 mensen vrijkopen. Hier zaten echter wel haken en ogen aan. Een lidmaatschap van de kerk was een voorwaarde en hde vrijkoping was bovendien geen gift, maar een lening waarover rente betaald moest worden. Na de afschaffing van slavernij in 1863 werd het voorschot niet kwijtgescholden, waardoor vrijgemaakte mensen vaak jarenlang hun lening nog af moesten betalen.
Als tweede en derde afbeelding een kop en schotel uit de collectie van het Rijksmuseum. Ze zijn in opdracht van een Nederlands dames-comité gemaakt, misschien wel dat van Anna. Dit soort gebruiksvoorwerpen maakten ook onderdeel uit van de veilingen.