Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten lijnrecht tegenover elkaar te staan. De Verenigde Staten vreesden dat de Sovjet-Unie haar communistische invloedssfeer en macht verder wilde uitbreiden.
Door het groeiende wantrouwen tussen beide grootmachten probeerden zij steeds meer en zwaardere kernwapens dan de ander te produceren. Hierdoor ontstond er een race om wie de meeste kernwapens bezat, een (atoom)wapenwedloop. Dit leidde tot een voortdurende dreiging van een allesverwoestende atoomoorlog.
Deze periode van spanningen tussen het communistische oosten en kapitalistische westen werd de Koude Oorlog (1945-1991) genoemd, omdat het nooit tot een direct militair conflict heeft geleid. Beide ideologieën stonden echter wel tegenover elkaar in andere gewapende conflicten, zoals tijdens de Korea-oorlog (1950-1953) en Vietnamoorlog (1955-1975).
Ook in Amsterdam waren deze spanningen voelbaar en werd er steeds meer kritiek geuit op de buitenlandse politiek. Zo werd er in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw vaak gedemonstreerd tegen de Vietnamoorlog en de Amerikaanse politiek. Daarnaast vond op 21 november 1981 een grootschalige anti-kernwapendemonstratie plaats, waarbij men protesteerde tegen de komst van 48 NAVO-kruisraketten op Nederlands grondgebied.
In Nederland werden er bovendien al voorzorgsmaatregelen genomen voor een eventuele nieuwe oorlog. Zo werden er atoomschuilkelders gebouwd en werden er brochures verspreid, waarin stond wat men moest doen bij bombardementen of ontploffingen van atoombommen.