Sinds de veertiende eeuw waren schutters verantwoordelijk voor de verdediging van Amsterdam. Schutters waren lid van een apart gilde, de schutterij. Hierdoor behoorden zij tot de sociale bovenlaag van de bevolking. Als gewapende burgers moesten zij helpen om de stad te beschermen en de openbare orde te handhaven.
Jaarlijks presenteerde de Amsterdamse schutterij zichzelf aan de burgemeesters op de kermis op de Dam. Op de eerste prent is dit tafereel uit 1688 weergegeven.
In 1580 werd er een dienstplicht ingesteld, waarna het aantal schutters snel toenam en het gilde een minder elitair karakter kreeg. Tussen 1684 en 1795 kreeg elke Amsterdamse stadswijk daarom een eigen groep schutters. Deze werden samengevoegd in vijf legerafdelingen, zogenoemde regimenten. Elk regiment had zijn eigen kleur en behoorde tot een bepaald deel van Amsterdam, zoals te zien is op de tweede prent.
In 1901 werd de schutterij officieel afgeschaft. Destijds waren echter de meeste taken al door het leger en de politie overgenomen.