Vanaf omstreeks 1460 nam de invoer van graan uit gebieden rond de Oostzee aanzienlijk toe. Als havenstad speelde Amsterdam een belangrijke rol bij de aanvoer van deze grote hoeveelheden graan. Zo was Amsterdam rond 1600 de belangrijkste havenstad in West-Europa. Een deel van het geïmporteerde graan werd in de Republiek gebruikt als voeding voor de Hollandse bevolking of als veevoer. Daarnaast werd een deel van het graan verscheept naar andere landen, zoals Portugal, Spanje of Italië.
Bovendien werd graan uit het Oostzeegebied tijdelijk in pakhuizen in Amsterdam opgeslagen totdat hiervoor een koper was gevonden of als de prijzen zich gunstig ontwikkelden. Dit wordt ook wel de stapelmarkt genoemd. De aanvoer van goederen kon destijds namelijk erg onzeker en onregelmatig zijn door misoogsten, stormen of oorlogen. De prijs van graan kon hierdoor snel stijgen. Door deze stapelmarktfunctie boekten de Hollandse kooplieden veel winst. De graanhandel werd zelfs de belangrijkste handel voor de economie van de Republiek.
Voor deze belangrijke graanhandel werd in 1617 onder leiding van stadsbouwmeester Hendrick de Keyser een aparte korenbeurs gebouwd. Dit was een beurs waar graan (koren) werd verhandeld. In de galerij van de beurs stonden kastjes met de granen die in de stad werden verhandeld. Op deze prent is de korenbeurs afgebeeld.